In de strijd rond de Indonesische onafhankelijkheid zette Nederland in de jaren 1945-1949 ruim 200.000 militairen in, onder wie 95.000 dienstplichtigen en 25.000 oorlogsvrijwilligers uit Nederland.
Waarvan 8 uit Catsop, deel uitmakend van de 1e Divisie ‘7 December’ en dus een reden om daar wat dieper op in te gaan. De basisinformatie kreeg ik van oom Gus Cobben. Hij kon vertellen wie er uit Catsop in Indië had gevochten en ook dat allen heelhuids naar huis zijn gekomen.
De volgende Catsopse jongens zijn in Indië geweest
1 Wim Engelen
Wim Engelen zat in de tweede wereldoorlog ondergedoken bij Fam. Van Asten in Meijel om zijn arbeitseinzats te ontkomen direct na de bevrijding is hij met Amerikaans leger opgetrokken tot Maagdenburg. Toen hij terug kwam wilde hij als vrijwilleger naar Indië maar hij was te jong zijn vader moest er voor tekenen wat hij niet graag deed hij werd ingedeeld bij een speciaal onderdeel van de stoottroepen
2 Gus Cobben
Zoals ze zeggen in Catsop hij moest voor zijn nummer gaan dus verplicht hij zat in de omgeving van Garut of zoals wij zeggen Garoet in Indië hij was bij het Bataljon 3-14 R.I
3. Lamber Engelen
Lamber moest ook voor zijn nummer gaan dus verplicht en een broer van Wim die al weg was Lamber was ingedeeld als monteur van voertuigen (Genie)
4. Huub Brorens
Huub ook voor zijn nummer dus verplicht
5 Frans Willems
Frans Willems was ook bij het onderdeel stoottroepen zie embleem wat voor een onderdeel weet ik niet maar volgens de familie Java
6 Tjeu Fredrix
Dit embleem hoorde bij de stootroepen dat kan men zien op zijn mouw en aan de kleding zij droegen meestal Amerikaanse of Engelse oorlogskleren zij vertrokken vanaf Engeland naar Indië hun gebied was meestal Palembang er was een 7 en 8 bataljon maar beiden zijn er geweest.
7 Pie van Es
Foto : Pie Van Es hij was ingedeeld bij de marine hij zat op de boot genaamd Hr.Ms. Evertsen 1946-1962 een torpedobootjager
8. Harrie Hermans
Links ziet u 1944 staan volgens zijn zoon Peter was Harrie zijn vader met de Amerikanen na de oorlog opgetrokken tot Berlijn zo ook zijn broer Frits Hermans die hij pas terug zag in Luik op het station Frits was gewond en zijn toen samen naar huis gekomen. Daarna is Harrie als vrijwilliger naar Indië vertrokken bij het onderdeel de stoottroepen
Foto : Het verlaten van het station Rotterdam 1946 rechts Pie Van Es ik denk dat deze foto ook genomen is voor het vertrek naar Engeland
Bij Gus Cobben vond ik nog wat foto’s van voor zijn vertrek met wat vrienden uit de straat .
1 Toon Verboort 2 Lamber Engelen 3 Gus Cobben 4 Willem Tilmans
1 Lamber Engelen 2 Gus Cobben 3 Toon Verboort
1 Wim Engelen 2 Jan Engelen voor zijn vertrek
1 Lamber Engelen voor zijn vertrek
Wat mij in de diverse gesprekken is bijgebleven is dat het voor de betrokkenen vooral een ‘zwijgoorlog’ was. Onderling werd er nauwelijks over die periode gesproken, met derden eigenlijk helemaal niet. Een van de redenen was, naast alle eigen traumatische ervaringen, de negatieve publicaties die later in de pers verschenen, met name over de wreedheden die onder Nederlandse vlag waren begaan. Maar helaas heb ik nog nooit van een mooie schone oorlog gehoord zo ook bij deze was het niet veel beter .
Voor dat ik met Gus in gesprek ging wilde ik me eerst inlezen in een paar boeken hier onder is er een van
Dit boek beschrijft de situaties en gebieden waar oom Gus is geweest en de omstandigheden wat ze tegen kwamen.
Naamgeving 7 December Divisie
foto Hare Majesteit Koningin Wilhelmina in een rede voor het front van de eerste Divisie te Assen op donderdag 29 augustus 1946
De naamgeving van de divisie, ‘7 December’, verwijst naar de radiorede van koningin Wilhelmina op 7 december 1942. Hierin zegt zij een hervorming van de koloniale verhouding tussen Nederland en Indië toe na afloop van de Tweede Wereldoorlog.
Voor de gewone soldaten gold dat zij ginds een aantal mooie jaren van hun leven hebben gegeven. En dat kort na afloop van de Tweede Wereldoorlog die zij als tiener bewust hadden meegemaakt. Tijdens de oorlog was er met name voor deze categorie jongeren niks, en voor de jaren na de oorlog was de situatie al niet veel beter.
Zij die dachten in een ver land ‘op avontuur’ te kunnen, kwamen bedrogen uit. Men had geen notie van het land, zijn inwoners, het conflict. Soms was men nog zelden buiten het dorp geweest ; de zee had men nog nooit gezien.
Om het verhaal van de Indiëgangers in perspectief te plaatsen volgt hieronder een korte beschrijving van de geschiedenis van het conflict.
Enkele dagen na de capitulatie van Japan (15 augustus 1945) riepen Soekarno en zijn nationalistische medestanders de onafhankelijke republiek Indonesië uit. Nederland wilde aanvankelijk het (vooroorlogse) koloniale gezag herstellen; later, onder meer door diplomatieke druk van de Britten en de Amerikanen werd ingestemd – na een korte overgangsperiode – met een vorm van onafhankelijkheid, waarbij de nieuwe staat verbonden zou blijven met Nederland.
De nieuwe republiek wilde echter volledige onafhankelijkheid, los van Nederland. De strijd om de onafhankelijkheid laaide op en Nederland antwoordde hierop met troepenopbouw en met een tweetal ‘politionele acties’.
vertrek van 7 december divisie
Deze film is niet 3-14I waar Gus is mee gereisd maar geeft wel een beeld hoe het ging
foto : gemaakt in Maastricht dit is een onderdeel van 3-14-RI Gus Cobben voor hun was geen afscheid op het station maar hier,de rest was alles afgezet door MP bang dat ze weg liepen
De boot Johan de Witt
Gus wilde niet gaan maar viel onder de dienstplicht. Na hem waren boeren of boerenzonen vrij gesteld omdat in Nederland de landbouw hersteld moest worden.
Gus zei steeds: ze hadden die mensen hun land moeten terug geven; we hadden daar niks te zoeken; het was van hun.
Hij en die anderen zijn vertrokken vanuit Maastricht, meestal vanuit de Tapijnkazerne, waarna het richting Amsterdam ging. De bootreis naar Indië met de “Johan de Witt” duurde van 22 oktober 1946 tot 21 november 1946.
De laatste minuten voor vertrek in Maastricht het was ongeveer twintig minuten lopen tot aan het station. Op ieder kruispunt en invalswegen stond militaire politie (MP) zodat ze niet konden weg lopen. Onder MP bewaking gingen ze de trein in en de deuren werden gesloten.
Maar ze lieten het er niet bij zitten. De soldaten draaiden de couperaampjes open en gingen met sigaretten en chocolade gooien en toen brak de hel los. Van alle kanten kwamen mensen naar de trein gerend, men kroop erop, er werd geschreeuwd door de bewakers maar dat verhoogde alleen maar de feestvreugde. Deze chaos herhaalde zich op ieder station waar de trein stopte.Eenmaal in Amsterdam was de lol er af. Alles stond vol met MP en iedere coupe moest een voor een uitstappen en de boot op. De laatste goede gave van de regering bestond uit twee pakjes Camel, twee gevulde koeken en een bekertje limonade. De meesten van de Limburgers hadden nog nooit een boot gezien van deze omvang, vaak nog geen zee. Er was een muziekkorps dat het Wilhelmus speelde maar dat werd door de Limburgers beantwoord met het “waar in het bronsgroen eikenhout”. Het onvrijwillig avontuur was begonnen voor meer dan twee duizend man; geen privacy, slapen met 400 man in één ruimte in hangnetten. Gus vertelde ‘het was een hel’. Geen enkel rust, steeds mensen in beweging naar de geïmproviseerde latrines, zeeziekte en malaria tabletten slikken waar je dood ziek van werd. Het niet aflatende geluid van ronkende motoren: men sliep onder de zeespiegel en het schip was helemaal niet ingericht voor zoveel man. Er stond een lange rij wc- potten waarop men onbeschut en te kijk voor iedereen zijn behoefte kon doen. Op 1 november aankomst bij de haven van Port Said,en deze verlaten hadden voeren we het Suez-kanaal binnen waar de bebouwing ophield en het kanaal door de woestijngebied liep,zagen hun taferelen zoals ze die kenden uit de platenbijbel: herders in lange jurken met hun schapen ,karavanen met zwaarbepakte kamelen. Op 3 november werd de evenaar gepasseerd; de tempratuur steeg zodanig dat men op het dek kon slapen. De eerste kennismaking met Indië was op het eiland Sabang en dan eindelijk na 31 dagen op het krakend schip kwamen de troepen aan in de haven van Tandjong Priok.
aankomst Tandjong Priok na 31 dagen
(Over)leven in Indië
Eenmaal daar gekomen moesten de soldaten wennen aan de hitte, de onherbergzame gebieden met veel water en erg slechte wegen. Gus zei: ik wilde overleven en naar huis, maar dat duurde voor hem drie jaar.
De soldaten moesten eindeloos patrouilles lopen. Uit achtergebleven lijstjes blijkt dat er in één jaar meer dan twee duizend overdag en een dikke zeshonderd ‘s-nachts patrouilles werden gelopen; niet in motorvoertuigen maar te voet over de bergen, over spiegelgladde sawa-dijkjes, door kalis, door de blubber en vuiligheid met de gloeiendhete zon boven je of in de stromende regen
Foto bij het kruisje staat Harrie Hermans hij loopt hier een patrouille op de foto stond Brangkal in dat is volgens alles in Modjokerto oost Java
Geen onderdelen, dus was het vaak behelpen. De Britten, die die tijdelijk het gezag hadden in Nederlands-Indië, lieten materieel en kleren etc. achter waar de Nederlanders het vaak mee moesten mee doen. Oom Gus zei altijd: je had twee maten: of te klein of te groot. Materieel was op het laatst allemaal kapot, nieuwe onderdelen kwamen er niet. Er zijn gevallen bekend dat de troepen met eigen geld onderdelen bestelden in Nederland.
foto : meestal behelpen met die voertuigen
De verblijfplaatsen van een Bataljon van de Nederlandse soldaat was meestal een oude thee- of rubberfabriek. Kleding was schaars; vaak niet meer dan een korte broek, sokken en laarzen.
foto Gus Cobben in de auto van de vroegere rubber plantage (Nederlands Indisch Rubber Uitvoer Bureau)
Een van de belangrijkste zaken waar de soldaten naar uit keken was post van het thuisfront. Foto’s werden uitgewisseld, sigaretten werden gesmokkeld. Een brief van thuis betekende meer dan alle kranten en tijdschriften. Brieven vormden een band, een doel, een vast punt in de toekomst .Maar vaak kregen ze ook slecht nieuws en ook dat moest men zien te verwerken. Er was een comité in Elsloo dat dit allemaal voor hun coördineerde.
foto Indië comité Elsloo 1 Huub Brorens 2 Huub Notten 3 Huub Frederix 4 pastoor ? 5 Harrie Wouters 6 Sammy Martens 7 Sjeng Peters 8 Rieka Verboort 9 Mien Geven 10 May Houben 11 Gerda Bours 12 Lies Bours 13 Til Peters 14 Wies Willems 15 Mien Hermans 16 Graat Bours 17 ? Frederix 18 Lies Franssen 19 ? 20 Til Hermans 21 Christien Beckers 22 Naard Houben ? 23 Jac Neutelings 24 ? Geurts 25 ? 26 Cor Engelen. Huub Notten staat op deze foto hij wilde gaan maar op het laatste moment werd dat ingetrokken terwijl Huub Brorens net terug was
1949 krantenknipsel
foto : Pie van Es schrijft een brief naar huis; hij kreeg zelf een triest bericht dat zijn moeder was overleden ik denk een traumatische gebeurtenis
Een stukje van de brief die Pie naar huis stuurde je moet het maar kunnen verwerken
Foto : Van huis uit werden ook foto’s verstuurd. Deze kwam van de familie Cobben uit de Daalstraat voor Gus : vanaf links An Cobben, Sjeng Cobben, Sjaak Cobben en Cornelia Cobben-Lenaerts
Foto : Harrie Hermans stuurde deze foto naar huis met de tekst: ‘even een kokosnoot, die zal wel smaken Jan de aap, Tjermee 29 0ktober 1946’
Het ‘salaris’ was voor een soldaat ongeveer 54 gulden per maand. Daar moest alles van betaald worden: sigaretten, bier, jenever, limonade, schoensmeer, koekjes, en als men kledingstukken kwijt was moest ook dat zelf betaald worden. Een extra stuk chocolade kostte 60 cent, in Nederland vijf cent. Enkele dagen per jaar konden de soldaten op verlof naar de stad. Maar ja wat moest je daar doen als je geen geld had dus dat liep ook vaak op niks uit. Sport, meestal voetbal, was soms een verzetje.
Clubje van Pie Van Es links boven
Foto Pie van Es
Foto : Gus Cobben met zijn club, onderaan in het midden met ‘plopperpetje’ .
De voedselvoorziening
Gus vertelde me de eerste maaltijden was een ramp de eerste kennismaking met het Indische gerecht was niet opwekkend. Er werden twee broodmaaltijden per dag verstrekt met ingevoerd meel werd ter plaatse gebakken en dus vers. Maar er waren tijden met veel insecten die zich in het meel bevonden en sommige dachten dat ze krentenbrood kregen maar dat waren vliegen. De Hollandse koks waren niet eigen met de in Indië gebruikelijke wijze van bereiden. Dus gingen ze maaltijden maken met aardappelen maar die hadden ze niet in dit land dus werd dat ingevoerd maar dan gedroogde Amerikaanse aardappelpoeder. Maar dit noemde we betonspecie of blubber .Later verbeterde de maaltijden regelmatig vertelde Gus me, schoten een paar jagers die bij hun gelegerd waren varkens die de rijstvelden overhoop haalden en de bevolking dit zeer op prijs stelde en omdat Indië een moslim land is aten hun die niet op. De bevolking maakte voor ons soms de maaltijd klaar op hun wijze met dat varkensvlees we kwamen dan een paar kilo bij zei hij.
foto: het geschoten varken
foto De rijstafel die voor hun werd klaar gemaakt
Gus vertelde me de naam pikkedonker dat het daar van toepassing is je zag echt niks meer als je wacht had . Dan brak je het zweet uit van de angst en was je blij als de zon op kwam. Als ze goederen moesten halen, Meel , eten etc. dan gingen ze meestal met een drie tonner en een jeep met bemanning meestal met een brenschutter en dan was er gevaar. Je kon zomaar beschoten worden van achter door een pelopor of pelopper ( Indonesische antikoloniale strijders) die zich verscholen hielden in een boom en hij herinnerde zich dat dit daadwerkelijk voorviel met een dodelijke afloop van de brenschutter.
Twee jaar tropendienst is geen kleinigheid en is de soldaten erg zwaar gevallen. Twee jaar zware marsen maken, in de hitte klimmen en dalen door de bergen, met natte kleren lopen, leven onder de meest primitieve omstandigheden in wankele kamponghutten, in tochtige en vochtige loodsen, in smoorhete tenten. Vechten tegen malaria, dysenterie, ringworm en avitaminose. Met grote zorgen verlangend naar huis. ‘Twee jaar is het uiterste’ verklaarden de doktoren, ‘ alles wat mensen hier langer zitten is trekken van een onverantwoordelijke wissel op hun gezondheid’. Velen, waaronder Gus , zijn er drie jaar geweest.
Waar hebbe ze hun diensttijd door gebracht
Foto Wikipedia Nederlands Indië
De meeste jongens waren gelegerd op het eiland Java drie keer zo groot als Nederland van sommige weet ik de plaats waar ze waren
Wim Engelen was in Samerang , Gus Cobben onder Jakarta toen Batavia , Pie Van Es in Surabaya,Harrie Hermans was gelegerd in midden en oost Java en Surabaya , Lamber Engelen was in Palembang, Tjeu Frederix zou ook in de buurt van Palembang (Sumatra tien keer zo groot als nederland ) zijn geweest daar was een oliebron van de rest weet ik helaas niet hun verblijfplaats in Indië. Ik heb nog een aantal foto’s van familie van de Indiëgangers gekregen wat ik hier onder plaats en als ik er wat vanaf weet schrijf ik het erbij.
Piet Schepers links en rechts Pie Van Es het was de bedoeling dat Pie met Harrie Hermans als vrienden naar Indië zouden gaan maar ze werden uit elkaar gehaals Pie moest naar de marine en Harrie werd bij de stoottroepn gelegerd als Hospik is een informele militaire benaming voor medisch en verpleegkundig personeel. Meestal wordt met hospik een militaire gewondenverzorger van de geneeskundige dienst bedoeld. Een belangrijke beroepsgroep onder de “hospikken” bestaat uit Algemeen Militair Verpleegkundigen (AMV’ers).
Rechts Lamber Engelen ze waren inkopen gaan doen op de Chinese markt in Palembang 29-08-1948 Lamber was bij de de genie wordt regelmatig ingezet in missies in het buitenland voor het openhouden van routes (mobiliteit), het bouwen en onderhouden van kampen voor eigen troepen en humanitaire taken.
Huub Brorens als eerste ik denk dat deze foto in de opleiding is gemaakt
Harrie Hermans rechtse stuurde deze kaart naar huis volgens alles in Tjermee 1946
foto Harrie Hermans in actie als hospik hij biedt hier humanitaire hulp aan de inlandse bevolking dit kwam heel veel voor ze hielpen hun vaak met veel ziektes zoals malaria etc.tegen te gaan
torpedo jager Hr.Ms.Evertsen 1946-1962 waar Pie van Es zijn dienstijd heeft op doorgebracht en heb ik nog wat fotos van hem aan boort
Pie van Es in het midden op de boot aan de kledij te zien al in indie
derde van links Pie van Es
Het Neptunusritueel is het wereldwijd voorkomende gebruik van zeelieden dat wordt uitgevoerd wanneer een bemanningslid of een passagier voor de eerste maal de evenaar oversteekt of dit Pie is is moeilijk te zeggen maar zat wel in zijn album .
Pie van Es was bij de koninklijke marine
Rechts Wim Engelen in Samerang
Wim Engelen
De oostganger zoals ze zich ook vaker noemde 1947 Gus Cobben
Onafhankelijkheidsstrijders (T.N.I.) werden ontwapend. Foto Gus Cobben
De brenschutter zijn aparte jongens, zij zijn anders ,zij verschillen enorm van de gewone tirailleurs,de geweerschutters . De vuurkracht van een Bren is tienmaal groter dan van een gewone Lee-Enfield . Daarom zijn Brenschutters dan ook heel trots op hun wapen .Het wapen weegt ongeveer tien kilo exclusief de patroonmagazijnen. Een brenschutter vertelde me Gus was voor hun een van de belangrijkste soldaten die voor hun op ging . foto Gus Cobben
foto Harrie Hermans was Hospik is een informele militaire benaming voor medisch en verpleegkundig personeel. Meestal wordt met hospik een militaire gewondenverzorger van de geneeskundige dienst bedoeld. Een belangrijke beroepsgroep onder de “hospikken” bestaat uit Algemeen Militair Verpleegkundigen (AMV’ers) Maar Harrie was ook een brenschutter foto links
Foto Harrie Hermans helemaal rechts met zijn Bren het wapen dat hij mee droeg de driepoot en patronen zo vertelde Peter zoon van Harrie droeg iemand anders .
midden Gus Cobben hij zat bij de verbindingen dit is in Lodji
Huub Brorens op de boot er naar toe of naar huis
Wim Engelen met zijn tropen uniform
De bekende blauwe kist waar alles inzat wat hun dierbaar was .
Tabinta is de boot waar Gus mee naar huis kwam. Het nummer 250605077 heeft de volgende betekenis: Gus was van 1925 dus 25 en zijn geboorte datum 5 juni en dan drie cijfers. Op deze manier kan in de archieven van de inschepingen worden gezocht.
Sint Vincent de beschermheer die Gus Cobben altijd bij zich droeg
Links en rechts ziet men de plaatsen waar Gus Cobben gelegerd was en waar ook de thee en rubber plantages waren uitleg over het embleem E.M. volgt hieronder en het embleem links ervan is Concedo nulli, soms afgekort als Cedo nulli alsook Nulli cedo, is een Latijnse uitdrukking dat letterlijk “ik wijk voor niemand” betekent. De uitdrukking is vooral bekend geworden als de lijfspreuk van Desiderius Erasmus die de uitdrukking interpreteerde als een continue herinnering dat iedereen ooit zal moeten sterven.
Dit zijn de insignes van Gus Cobben uit zijn diensttijd.
1
Het embleem van de Eerste Divisie “7 December” bestond uit het stadswapen van Batavia – een zwaard met lauwerkrans op rode ondergrond – waaraan waren toegevoegd de letters EM van Expeditionaire Macht.
2
Qpgericht: 01-09-1946 te Maastricht
Onderdeel van: C-Divisie “7 December”
Vertrek Indië: 21-10-1946 a/b “Johan de Witt”
Aankomst Indië: 20-11-1946 Batavia
Toegevoegd aan: T.T.C. West-Java
Ingedeeld bij: 3e Infanterie Brigade Groep
Actiegebied(en): Tjipanas, Soekaboemi, Soemedang, Tjiamis, Garoet,
Tasikmalaja
Commandant: Lt.Kol P.W. van Duin 01-09-1946/18-02-1950
Gerepatrieerd: 23-01-1950 a/b “Tabinta”
18-02-1950 aankomst Amsterdam
Omgekomen: 28 man
3
Je maintiendrai (Nederlands: Ik zal handhaven) is de wapenspreuk van Nederland sinds 1815.
4
Ereteken voor Orde en Vrede
Het Ereteken Orde en Vrede is bedoeld voor militairen van de 3 krijgsmachtonderdelen en van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger. Zij moeten in Nederlands-Indië en de aangrenzende zeegebieden tussen 3 september 1945 en 4 juni 1951 ten minste 3 maanden in werkelijke dienst zijn geweest. Het ereteken wordt uitgereikt door de minister van Defensie. Ze kregen voor ieder jaar een ster en een brons plaatje met het jaartal.
Het zakmes
Enkel getuigschriften oorkondes van Gus Cobben
Een herrinering van zijn diensttijd op Java Gus Cobben
In 1950 kwamen de meeste naar huis en hoe dat weet ik niet van allemaal de meeste met de boot, maar dat verschilt van Gus weet ik het, maar nogmaals als er mensen zijn die meer inlichtingen hebben van hun familie dan plaats ik dat erbij.
De Tabinta de boot waar Gus Cobben mee naar huis kwam.
Nu volgen een aantal fotos van hun thuiskomst
1 Wim Engelen 2 Marie Engelen 3 Riet Engelen
25-04-1950 krantenknipsel van Lamber Engelen
1 Gus Cobben 2 Cornelia Cobben-Lenaerts 3 Sjaak Cobben
Nick Hendriks vertelde hij woonde toen naast Gus dat hij had meegemaakt hoe ze hem hebben binnen gehaald met paard en wagen en zei Gus was helemaal bruin van kleur en zag er goed uit ik vond dat toen geweldig om mee te maken. Gus zelf vertelde me dat het die dag regende en zijn moeder zei kijk eens hoe het regend en dacht ik zei hij ze moesten eens weten .
1950 krantenknipsel
Dit kregen ze als aandenken van Indie-comite Elsloo bij thuiskomst .
Ik heb geprobeerd een kleine impressie te maken van de Indië-gangers uit Catsop die toch drie jaar van hun leven hebben geven voor hun vaderland ze kregen voor die drie jaar 400 gulden . Ik ben bewust niet ingegaan op de acties die ze moesten uitvoeren dat kan ieder voor zich zelf opzoeken. Ik kan ook niet zeggen dat het allemaal bij iedereen hetzelfde is verlopen zoals bij Gus .Toen ze terug kwamen was eigenlijk geen opvang voor hun geregeld het werk wat ze hadden was meestal al door andere bezet ,daarbij voor vele de traumatische verwerking niet altijd is verlopen zoals het had moeten zijn en dit eigenlijk hun hele leven hebben mee gedragen. Wat me ook opviel is dat sommige iets van de wereld hadden gezien en wilde eigenlijk verder zoeken maar ze zijn wat ik weet toch allemaal in de buurt gebleven en hebben het gewone leven weer opgepakt.
Ik wil dan ook iedereen bedanken die hier aan heeft mee gewerkt zonder jullie was dit niet gelukt.
De familie Engelen familie Cobben familie Van Es familie Willems Familie Frederix familie Brorens Familie Hermans en Wiel Mesters
Een toevoeging van Marlie van de Venne haar vader schreef gedichten over de reis en zijn ervaring over Indië
Wie vier van Rotterdam nao Indië vertrokke
Mit ein heel aw versjleete sjoet
Sjtinge dao de vrouwluuj mit lange rokke
Wuifde die dames ós de have oet.
Jónges gooj reis en toet weerziens
Mer vier dachte doe zoget allemaol
Euver twee of drie jaor misjien
Zalle vier wier vuur uch sjtaon.
Die reis die woor nag lang neet sjlech
Vier hawwe auch nag gooje mood
En vier meinde het waal ech
Det vier naderde mit veursjpood.
Mer die reis die woor toch zo lank
Veer waerde krank van het sjómmele
En in dae sjoone zee sjtank
Lote vier oos blood mer dóbbele.
Veer zoge euveral die sjoon kuste
Van det prachtig vastelandj
En het aete, det veer neet luste
Flikkerde veer dan auch nao de waterkantj.
En zo ging det toet in Indië toe
En ich haw toch al zo lang gedach
Wanneer hae ós nao de wal toe brach
Want veer woore toch zo moe.
De Ingelse, Franse en Sjpaanse kus
Die van wieds zo sjoon ware
De anger kuste lote ós in deepe rös
Die leete ós geweun wiejer vaare.
Mer de tied ging doe inins zo sjnel
Ich zal die sjoon reis noots vergaete
Det vier doe aankwame good en wel
En ich dank God noe in de gebaeje
† W. Schmits
www.limburgsedialectgedichten.nl
Sjiek verhaal Guus, met plezier gelezen. Groetjes, Jan.
LikeGeliked door 1 persoon
Knap Guus , zo wie se het haebs samengevat !
Het haed zien tied beloond , ome Gus ..en al de andere zouden trots op,dich zeen .
Dat het zo is verwoord …een mooie nagedachtenis !!!
LikeGeliked door 1 persoon