Familie Cobben- Lenaerts en nazaten

Nicla Cobben

De legende van de familie Cobben begint volgens overleveringen in Kelmond, met name Nicolaas Cobben, de stamvader die naar Catsop verhuisde. Laten we ontdekken of dit inderdaad zo is en waar dat zou kunnen zijn. Hoe dan ook, hij trouwde met een vrouw uit Catsop. Wanneer we in Catsop arriveren met Nicolaas, gaan we eerst de route bekijken van de voorouders van zijn echtgenote. Dat belooft een verrassende reis te worden. Eerst duiken we in de stamboom van de Cobben: waar kwamen ze vandaan en wat was hun geschiedenis? Vervolgens zullen we ons richten op Catsop, de voorouders en de woonplaatsen van de echtgenote van Nicolaas Cobben.

Voor deze verkenning maak ik gebruik van de stamboom van John Savelkoul, die net als ik afstamt van de Cobben. John stamt af van Anne, de dochter van Sjeng Cobben, en ik ben afkomstig van Anna, de dochter van Sjaak Cobben; ze waren dus twee nichten. John heeft echter de stamboom nog verder teruggenomen, tot aan het jaar 1604 in Wijnandsrade. Hij heeft de familiegeschiedenis uitgewerkt tot aan de achtste generatie. We gaan dus ook het begin van deze stamboom beschrijven. John heeft alleen onze specifieke lijn uitgewerkt, vooral de mannelijke afstamming. Als we straks in Kelmond terechtkomen, ga ik verder met meer gedetailleerd onderzoek, zoals het M.V.S, Kadaster registers, notariële aktes, bevolkingsregisters en meer. Vanaf dat punt zal ik de geschiedenis verder uitbreiden en verdiepen.

Generatie 1.
Laurentius Cobben, geboren op 1 januari 1604 te Wijnandsrade en overleden op 18 februari 1687, bereikte de respectabele leeftijd van 83 jaar. Zijn leven was doordrenkt van veelzijdige rollen en betrokkenheid bij het dorp. Op 22 november 1626 trad hij in het huwelijk met Maria Cuypers, die in 1603 geboren was en op 5 mei 1680 op 77-jarige leeftijd overleed.

Laurentius, of Laurens zoals hij ook genoemd werd, was niet zomaar een gewone burger. Hij bekleedde belangrijke functies als schepen, leenman, koster en dorpsmeester. Zijn betrokkenheid bij de gemeenschap was evident. Op 30 maart 1679 nam hij een bijzondere beslissing: hij verkocht zijn nieuwe huis op de Vink, gelegen tegenover zijn oude huis, aan zijn zoon Jan Cobben en diens echtgenote Meijcken Welden voor het bedrag van 225 gulden. Opmerkelijk was dat het oude huis, zolang het bewoond was, het recht van uitvaart behield langs de nieuwe mestplaats en schuur van het nieuwe huis.

Nu, over Vink, het afgelegen gehucht waar Laurentius Cobben zijn nieuwe huis verkocht. Deze buurtschap van Wijnandsrade in de gemeente Beekdaelen, Limburg, is een verstilde plek die hoog boven de Vinkerbeek en het natuurreservaat d’r Ouwe Bösj (Het Oude Bos) ligt. Met ongeveer 14 huizen, waaronder enkele oude carréboerderijen zoals de Huntjensboerderij uit 1857, staat hier ook het spekhuis van Vink, een vakwerkboerderij op een helling.

Vink, dat tot 1956 geen aansluiting had op het elektriciteitsnet, was voor zijn inwoners afhankelijk van Wijnandsrade voor zaken als school, kerk en inkopen. Een bijzonder kenmerk van Vink is de aanwezigheid van de Onze-Lieve-Vrouw-van-Altijddurende-Bijstandkapel, die ongetwijfeld een centrale rol speelde in het spirituele leven van de bewoners van deze afgelegen en schilderachtige plek.

Miel Bruls is een schrijver van verschillende boeken over Nuth en de omgeving. Hoewel ik Miel niet persoonlijk heb ontmoet, heb ik wel telefonisch contact met hem gehad vanwege zijn expertise. Ik heb hem voorgesteld aan een kapel op de Vink. Miel is een schrijver en een kenner van Nuth en de omliggende regio.

Miel was zeer bekend met de geschiedenis van het pittoreske Vink in Zuid-Limburg. Mijn interesse werd gewekt door een oude kapel die bekend stond als “Het Roedt”. Toen ik Miel belde – hij was al 92 jaar oud – vertelde hij me over het kapeletje. Hij vertelde ook over de periode tijdens het verblijf van de Spanjaarden in Wijnandsrade, waar het verboden was voor katholieken om de processie te lopen. Hij suggereerde dat daarom Cobben later naar Nuth vertrok, waar dit wel mogelijk was.

“Beste Miel,” begon ik nieuwsgierig, “ik heb gehoord over een oude kapel genaamd ‘Het Roedt’. Weet jij daar iets meer over?”. “Ah, ‘Het Roedt’,” zei hij bedachtzaam, alsof hij terugdwaalde naar een andere tijd. “S tefanus’ kapel, zoals sommigen het noemen.”

Stefanus kapel

Hij begon zijn verhaal te vertellen, waarin hij sprak over de vergeten legendes uit de kronieken van Wijnandsrade. “Stefanus, de vereerde martelaar, een symbool van moed en geloof. In die oude kapel, gehuld in mysterie, eerden de bewoners van Wijnandsrade ooit deze heilige.”

Zijn woorden brachten het verleden tot leven, en terwijl hij sprak, leken de echo’s van eeuwenoude gebeden door de velden te klinken. “Het gebied ‘Het Roedt’,” vervolgde hij, “strekte zich uit in een serene schoonheid, omarmd door de stilte van de natuur, een plek waar geloof en geschiedenis hand in hand gingen.”

Zijn verhaal bracht me niet alleen dichter bij de kapel en haar mysterie, maar toonde ook de diepgewortelde betrokkenheid van mensen bij hun geschiedenis en erfgoed.

Met een hart vol dankbaarheid en een hernieuwde fascinatie voor de betekenis van “Het Roedt” sloot ik af met een woord van dank. Ik wist dat de geschiedenis van deze kapel en het erfgoed van Wijnandsrade altijd levendig zouden blijven, mede dankzij mensen zoals Miel Bruls, bewaarders van tijdloze verhalen. Dus Miel denkt dat deze kapel ouder is als de andere kapel wat nou op de vink staat. En Cobben doet hier schenkingen aan deze kapel zo blijkt later in een Gicht.

Onze-Lieve-Vrouw-van-Altijddurende-Bijstandkapel Vink .

Bron Wikipedia Spekboerderij Vink .

Generatie 2.

Joannes werd geboren op 25 januari 1634 in Wijnandsrade en overleed op 31 mei 1716 in dezelfde plaats op 82-jarige leeftijd. Op 11 september 1655 trad hij in het huwelijk met Maria Welden, geboren op 27 september 1634 in Nuth. Maria overleed op 28 november 1714 in Wijnandsrade op 80-jarige leeftijd. Ze vervulden verschillende functies, waaronder die van schepen, leenman en kerkmeester.

Ze kregen samen kinderen, waaronder:

Generatie 3.

  • Joannes, geboren op 29 juni 1669 in Wijnandsrade, overleden op 20 augustus 1726 in Vinck-/Wijnandsrade op 57-jarige leeftijd. Joannes trouwde op 30 juni 1697 in Wijnandsrade met Aleidis (ook bekend als Aleth/Aldegonda) Coenen. Aleidis werd geboren op 5 februari 1692 in Hulsberg en overleed op 4 juli 1746 in De Dael – Nuth op 54-jarige leeftijd. Ze vervulde functies als schepen van de heerlijkheid Wijnandsrade en Collecteur.

Een document uit het RAL-AHW 171, nr. 46 vermeldt dat op 4 maart 1705 Jan Cobben de jonge, gehuwd met Aleth Coenen, 100 gulden leende tegen 5% van Joannes Jacobus Claener, secretaris van de Landscommandeur. Als onderpand stelde hij ongeveer 90 kleine roeden akkerland op de Ludderweg, twee percelen genaamd “kuijl en Egge” belast met 2 1/2 kop rogge aan de pastorie van Wijnandsrade, en andere eigendommen zoals beschreven in het transportregister van Wijnandsrade op 26 mei 1700.

Op 14 september 1718 verkocht Lins Cobben, die getrouwd was met Elisabeth Driessen, 44 kleine roeden akkerland op de Vink onder Wijnandsrade aan Jan Cobben, die gehuwd was met Aleth Coenen. Het verkochte stuk grond lag oostwaarts Hend. Cobben, met grenzen aan de west- en noordzijde van de koper, en zuidwaarts aan het Meulenvoetpad. Daarnaast omvatte de verkoop het derde deel van een moestuin van 50 kleine roeden op dezelfde locatie. Deze moestuin grensde oostwaarts aan het huis van Jan Cobben, westwaarts aan Hendrik Cobben, zuidwaarts aan Jan Cobben en noordwaarts aan het Meulenvoetpad. Dit verkochte stuk grond was belast met een halve kapoen ten behoeve van huis Wijnandsrade en 32 1/2 stuiver ten behoeve van de kapellanie van het Raedt. De verkoopprijs van het akkerland bedroeg twee schillingen per kleine roede, terwijl het stukje moestuin werd verkocht inclusief de genoemde lasten.

Op 14 februari 1719 verwierf schepen Jan Cobben 10 kleine roeden moestuin op de Vink onder Wijnandsrade van een andere persoon genaamd Jan Cobben. Het gekochte perceel grensde aan de oostzijde van de koper zelf en aan de westkant aan de straat, voor een bedrag van 19 gulden.Op 29 maart 1719 verkocht Wolter Limpens 107 kleine roeden akkerland onder Wijnandsrade aan schepen Jan Cobben. Dit stuk grond lag oostwaarts aan hof Ophem, met grenzen aan de west- en noordzijde van Marten Cobben, en zuidwaarts aan de erfgenamen Heldernisse. De verkoopprijs bedroeg 25 stuivers per kleine roede.

Op 18 januari of februari 1721 verkocht Peter Frissen, die getrouwd was met Margaretha Selissen, drie morgen weiland op de Vink onder Wijnandsrade aan Jan Cobben, schepen van Wijnandsrade en gehuwd met Aleth Coenen. Het verkochte stuk grond lag oost- en westwaarts aan de koper zelf, met aan de zuidzijde de weg naar Aalbeek en aan de noordzijde hof Nijthuizen. Dit stuk land was belast met drie vaten rogge aan huis Terheijden en werd verkocht voor 28 stuivers per kleine roede.

Op 24 oktober 1724 verkochten de erfgenamen van Dirck Cobben, namelijk Bastiaen Mies, getrouwd met Maria Cobben, de ongehuwde Elisabeth Cobben, en Peter Cobben, getrouwd met Barbara Boumans, samen met de van haar verstand beroofde Maria Cobben, aan Jan Cobben, collecteur en gehuwd met Aleth Coenen, 43 1/2 kleine roeden akkerland op de Vink onder Wijnandsrade. Dit land grensde aan de koper en aan de erfgenamen Lins Schouteten, en was eerder in belening bij de koper. Jan Cobben betaalde de verkopers nog zes gulden.

Op 30 juni 1726, terwijl hij ziek te bed lag in zijn huis op de Vink te Wijnandsrade, schonk Jan Cobben, getrouwd met Aleth Coenen, een moestuin op de Vink te Wijnandsrade aan zijn zoon Willem Cobben, die gehuwd was met Elisabeth Rameckers. Deze moestuin grensde oostwaarts aan Jan, zoon van Peter Cobben, westwaarts aan de straat, en zuidwaarts aan het Meulenvoetpad. Deze schenking was belast met 32 1/2 stuiver aan de kapel van het Roedt en een kapoen aan het huis Wijnandsrade. Bij zijn overlijden zou zijn zoon ook al zijn kleding erven, specifiek zijn mantel en “snaphaen”, met uitzondering van een stoffen gespikkelde grauwe rok. Deze schenking was een blijk van waardering voor zijn trouwe diensten.

Generatie 4.  

Willem werd geboren op 15 augustus 1698 in Wijnandsrade en overleed op 30 september 1760 in Hunnecum/Nuth op 62-jarige leeftijd.

Op 4 augustus 1722 trouwde hij in Wijnandsrade met Elisabeth Raemeckers, geboren op 26 september 1703 in Nuth. Ze was pachter van “de Dael” te Nuth van 1735 tot 1756.

Een document uit RAL-LvO 1760, 176r vermeldt dat op 25 januari 1769 Francis Cobben, Ludovicus Cobben (getrouwd met Alet Henderix), Willem Cobben, Reijner Cobben (getrouwd met Elisabeth Douven), Paulus Cobben en Lambertus Cobben, aan hun broer Joannes Cobben, getrouwd met Elisabeth Gorissen, hun huis met huisweide en moestuin verkochten. Het huis, afkomstig van hun vader Willem Cobben, besloeg een oppervlakte van een halve bunder en lag te Hunnecum onder Nuth. Het grensde aan Jacobus Raemeckers, schout Meijs, en Peter Cobben in de dorpstraat. Dit bezit was belast met een betaling van twee koppen rogge aan de kerk van Nuth. Volgens de overeenkomst mocht hun moeder, Elisabeth Raemeckers, hier blijven wonen gedurende de rest van haar leven. Joannes Cobben, als koper, was verplicht haar kost en inwoning te bieden. Hij nam een aantal schulden over als betaling van de koopsom van 1000 gulden. Deze omvatten 100 pattacons met 40 gulden aan achterstallige rente aan Steven Coenen, 100 gulden voor de armen van Nuth, 350 gulden die broer Francis Cobben nog te vorderen had, evenals enkele andere direct opeisbare schulden. Het resterende bedrag was bestemd voor hun moeder. In geval van bezwaar door afwezige broer Jacobus Coenen, gehuwd met Helena Coenen, zou diens deel teruggegeven worden, onder voorwaarde van bijdrage in schulden en moederonderhoud. Echter, Jacobus Cobben verklaarde op 3 februari 1769 de verkoop goed te keuren.

Willem Cobben was ooit de pachter van de hoeve “De Dael” in Nuth, een historische locatie die tot op heden blijft voortbestaan. Deze boerderij speelt een prominente rol in de geschiedenis van de regio. De informatie over deze hoeve is vastgelegd in het boek “Mensen van Nuth” van Miel Bruls. Bruls beschreef aanvankelijk de zoon van Willem, Joannes Cobben, als de pachter van “De Dael”, samen met zijn echtgenote Elisabeth Gorissen. Echter, in het gichtregister wordt vermeld dat Willem Cobben en Elisabeth Raemeckers aanvankelijk als de eerste pachters van deze hoeve werden genoteerd.

(foto Wikipedia) Huize  de Dael

Na een gesprek met Miel Bruls, die destijds op gezegende leeftijd van 92 jaar (in 2023) was, hebben we samen de situatie doorgenomen. Hij bleek nog goed op de hoogte te zijn van alle details omtrent deze historische locatie. We concludeerden dat het mogelijk was dat Willem Cobben de pacht van de hoeve heeft overgedragen aan Joannes Cobben en Elisabeth Gorissen. Het is ook mogelijk dat Willem later verhuisde of elders in Hunnecum woonde.

Om verder te gaan met de stamhouder van onze familie, zoals vastgelegd in het gichtregister…

Generatie 5.

Jacobus werd geboren op 26 augustus 1725 in Wijnandsrade en overleed op 30 maart 1801 op 75-jarige leeftijd. Hij huwde op 7 juli 1753 in Nuth met Maria Helena Coenen, geboren op 8 september 1731 in Nuth en overleden op 4 september 1791 in Nierhoven, Nuth op 59-jarige leeftijd. Ze woonde in Nierhoven, zoals te zien is op een kaart van Rijckheyt

https://www.rijckheyt.nl/cultureel-erfgoed/nierhoven-nabij-nuth

Voor meer informatie klik op de link.

Een van hun zonen vestigde zich vervolgens in Kelmond. Nicolaas werd geboren op 20 mei 1756 in Nuth en overleed op 20 februari 1833 in Kelmond, Beek op 76-jarige leeftijd. Hij was landbouwer en trouwde op 25 maart 1788 in Beek met Maria Agnes Lammerschop, geboren op 3 januari 1764 in Beek, overleden op 2 maart 1842 in Kelmond, Beek op 78-jarige leeftijd.

Nicolaas Cobben trouwde in Kelmond met Maria Agnes Lammerschop, een lid van de Lammerschop-familie die al sinds ongeveer 1706 gevestigd was in Kelmond. De familie Lammerschop was hervormd van geloof. Joannes Lammerschop, geboren op 13 december 1675 in Hulsberg, overleed op 25 november 1747 in Kelmond, Beek op 71-jarige leeftijd. Hij trouwde op 20 juni 1706 in Beek met Maria Boschouwers, geboren rond 1680 en overleden op 12 september 1752 in Kelmond, Beek. Een van hun zonen, ook Joannes Lammerschop genaamd, overleed op 1 november 1768 in Kelmond, Beek op 53-jarige leeftijd. Hij trouwde op 21 september 1755 in Beek met Maria Sibilla Zegels, geboren op 12 december 1726 in Beek en overleden op 25 november 1810 in Kelmond, Beek op 83-jarige leeftijd. De tak waar Nicolaas Cobben uit Nuth mee trouwde, is Lammerschop-Zegels.

Het is opmerkelijk dat de Lammerschop-familie al ruim voor 1706 gevestigd was in Kelmond en gedurende generaties in dit gebied woonde.

Ik heb geprobeerd om de families te traceren tijdens de Franse tijd. Hieronder staan de resultaten van de tellingen uit die periode, waarin alle aanwezige mensen in elk dorp werden geteld in een huis. Het is echter belangrijk om een slag om de arm te houden, omdat een grondig onderzoek naar deze tijd vereist dat gichtregisters en andere documenten vóór de Franse tijd geraadpleegd worden.

Het was als het ontrafelen van een mysterie uit lang vervlogen tijden, waarbij ik de sporen van verschillende families probeerde te volgen in de geschiedenis. De Franse tijd bracht met zich mee dat elke inwoner werd geteld, waardoor een momentopname van het leven in elk dorp werd vastgelegd. In deze registers vond ik de contouren van hun bestaan, verstrengeld in de verhalen van mensen die destijds leefden.

Maar terwijl ik door de archieven bladerde, realiseerde ik me dat dit slechts het topje van de ijsberg was. Echt diepgravend onderzoek zou vereisen dat ik terugging naar documenten vóór de Franse tijd, zoals de gichtregisters, om een vollediger beeld te krijgen. Toch waren deze tellingen een onschatbare bron van informatie, een glimp van het leven en de gemeenschappen die destijds in de dorpen aanwezig waren.

Het voelde als een reis terug in de tijd, waar elke pagina van deze tellingen een verhaal vertelde van families, hun verbindingen, en hun plaats in de geschiedenis. Terwijl ik verder zocht naar aanwijzingen, wist ik dat deze tellingen slechts het begin waren van een grotere zoektocht naar de geschiedenis van deze families voor de Franse tijd.

Een stuk uit de Franse Telling van Genhout.

Terwijl ik op zoek was naar Nicolaas Cobben in verschillende dorpen, stuitte ik op een lijst met talrijke namen. Temidden van deze opsomming trof ik een vermelding van een zekere Nicolaes Kobben aan. Zijn leeftijd kwam overeen met de Nicolaas waar ik naar op zoek was. Opmerkelijk was dat hij al zestien jaar in Beek aanwezig was. Mogelijk verbleef of werkte hij bij Johannes Martens, te midden van de personen die op deze lijst stonden vermeld. Dit alles speelde zich hoogstwaarschijnlijk af in de omgeving van Printhagen. Johannes Martens was namelijk pachter van een hoeve, en de personen op deze lijst waren allemaal knechten en dienstmeiden die daar werkzaam waren.

Het vinden van deze vermelding voelde als het ontdekken van een ontbrekend puzzelstukje. Het bood een glimp van het leven van Nicolaas in een ver verleden. Toch moeten we voorzichtig zijn met onze aannames, gezien de beperkte informatie die beschikbaar is.

Dit fragment uit de geschiedenis gaf ons een inkijkje in het dagelijkse leven van mensen uit vervlogen tijden. Het was als een raadsel dat geleidelijk ontrafeld werd, waarbij de contouren van het verleden langzaam maar zeker tevoorschijn kwamen.

Terwijl ik verder speurde in de archieven, besefte ik dat hoewel dit slechts een klein stukje van de geschiedenis was, het een waardevolle aanvulling was op de zoektocht naar de levens van onze voorouders. Het bleef echter een fascinerende aanname die, indien mogelijk, verder onderzoek vereist om de puzzel van het verleden compleet te maken.

Uit de lijst van de Franse telling van Kelmond heb ik een vermelding van Maria Catrina Zegels (gespeld als Seegels) geknipt. Haar leeftijd komt overeen met die van Lammerschop-Zegels in de stamboom. Dit zou kunnen suggereren dat Maria Catrina mogelijk hertrouwd is met Peter Bekkers, aangezien er nog een andere persoon met de achternaam Zegels vermeld staat, evenals kinderen van Maria Zegels met de achternaam Lammerschop. Echter, de leeftijd van onze Maria Agnes Lammerschop komt niet overeen met die van de kinderen van Maria Zegels. Dit kan worden verklaard doordat ze mogelijk elders werkte en daar geregistreerd stond als werkster. Ik heb hier echter niet verder naar gezocht.

Deze ontdekking voegde een interessante draai toe aan het verhaal van de familiegeschiedenis. Het benadrukte het belang van nauwkeurigheid bij het vergelijken van gegevens, en illustreerde hoe één enkele vermelding ons kan laten nadenken over verschillende scenario’s in het leven van onze voorouders. Deze fragmenten uit archieven onthulden slechts een deel van het verhaal, en er zouden meer aanwijzingen nodig zijn om de puzzel van het verleden compleet te maken. Het onderzoek naar familiegeschiedenis kan verrassende wendingen en onverwachte details met zich meebrengen, waardoor het een boeiende en uitdagende onderneming blijft.

We gaan verder met de stamboom van Nicolaas Cobben en Maria Lammerschop. Hieronder staan de kinderen die ik heb gevonden op Geneanet, eigendom van de eigenaar van deze stamboom, Math Maessen (gebruikersnaam: maessenmath):

Marie Agnes Lammerschop

  • Geboren in 1762 te Beek (Nederland)
  • Gedoopt op 3 januari 1776 te Beek (Nederland)
  • Overleden op 2 maart 1842 te Kelmond-Beek (Nederland), op 80-jarige leeftijd

Haar ouders waren:

  • Joannes Lammerschop
  • Maria Sibilla Zegels

Marie Agnes Lammerschop trouwde op 25 mei 1788 in Beek (Nederland) met Nicolaas Cobben (1756-1833), en ze kregen de volgende kinderen:

  • Joannes Jacobus (Jan Jacob) Cobben (1788-1862)
  • Joannes (Jan) Cobben (1792-1849)
  • Guilaumme (Willem) Cobben (1795-1798)
  • Pierre (Pieter) Cobben (1799-1876)
  • Willem (Guillaumme) Cobben (1804-1885)
  • Maria Helene Cobben (1811-1816)

Het opvallende hergebruik van de naam Willem kan worden verklaard doordat de eerste Willem slechts drie jaar oud werd. Kennelijk vonden ze de naam Willem belangrijk genoeg om hem toch door te geven. Willem Cobben was een van de voorouders van Nicolaas Cobben (Catsop) in het verleden.

Nicolaas Cobben is overleden in 1833. Ik heb zijn M.V.S. (Memoriaal van Successie) opgezocht, opgesteld in het Frans en bewaard in Beek. Ondanks dat het in het Frans was, vond ik het belangrijk om de inhoud ervan te vertalen om meer inzicht te krijgen.

Aangifte van de nalatenschap van Nicolaas Cobben, overleden in de gemeente Beek op 20 februari 1833. Wij, ondergetekenden:

  1. Marie Agnes Lammerschop, weduwe van de overledene, landbouwster, wonende te Beek;
  2. Jean Jacques Cobben, molenaar, wonende te Mechelen;
  3. Pierre Cobben;
  4. Guillaume Cobben; en
  5. Jean Cobben,

De laatste vier genoemden, allen landbouwers en kinderen van de overledene, kiezen als domicilie (alleen voor de aangifte) de woonst van de eerstgenoemde (Marie Agnes Lammerschop). Wij verklaren dat onze echtgenoot en vader, Nicolas Cobben, is overleden ab intestato (zonder testament) op 20/02/1833 te Beek, waar zijn laatste woonplaats was.

Hij heeft nagelaten aan zijn universele erfgenamen, namelijk aan zijn echtgenote of eerste aangeefster het vruchtgebruik, gezien hij met haar gehuwd was voor de inwerkingtreding van de Code Civil. En aan zijn vier kinderen hierboven vermeld, de naakte eigendom.

De activa van de nalatenschap bestaan uit de volgende onroerende goederen, allemaal gelegen te Beek:

  1. Een perceel land aan de Beekerstraat, 19 roeden en 28 el, grenzend aan J.L. Wetzels en Mathieu Hagemans;
  2. Een perceel land op de Steenkuil, 15 roeden en 60 el, grenzend aan Henri Zegers en de weduwe van Jean Ausems;
  3. De helft van een perceel land op het Beekerveld, 41 roeden en 40 el, grenzend aan Jean Zegels en Guillaume Cobben;
  4. Een perceel land aan de Catshage, 22 roeden en 31 el, grenzend aan Mathieu Martens en Pierre Beckers;
  5. Een perceel land aan de Beekerstraat, 24 roeden en 38 el, grenzend aan Arnold Penders en verschillende percelen;
  6. Een perceel land op het Groot Geverik, 9 roeden en 97 el, grenzend aan Servais Sijen en Jean Gelissen;
  7. Een schuur met tuin en weide te Kelmont, samen 36 roeden en 5 el, grenzend aan Chrétien Penders en Arnold Penders;
  8. Een perceel land aan den Netelen Struik, 33 roeden en 60 el, grenzend aan de erfgenamen van Renier Philips en Joseph Philip;
  9. Een huis met weide te Kelmont, 31 roeden en 5 el, grenzend aan Guillaume Pesch en Gerard Lammerschop;
  10. Een huis met tuin te Kelmont, 6 roeden en 62 el, grenzend aan Guillaume Cobben en Guillaume Kerckhoffs;
  11. Een perceel land op het Kempken, 41 roeden en 40 el, grenzend aan Eustache Philips en Laurent Reijnders;
  12. Een perceel land op den Schimmerderweg, 20 roeden en 70 el, grenzend aan Jean Maas en Corneil Philips;
  13. Een perceel land op de Broenen, 36 roeden en 43 el, grenzend aan Pierre Philips en Jean van Reijmersdaal;
  14. Een perceel land op de Kamp, 14 roeden en 70 el, grenzend aan François Penders en Jean Lammerschop;
  15. Een perceel land aan de Beekerstraat, 20 roeden en 70 el, grenzend aan Jean Zegels en Guillaume Cobben;
  16. Een perceel land op den Valkenbergerweg, 15 roeden en 52 el, grenzend aan Mathieu Sweelschen en Gerard Boshouwers;
  17. Een perceel land op de Steenkuil, 11 roeden en 59 el, grenzend aan Pierre Cobben en Guillaume Cobben;
  18. Een perceel land op het Beekerveld, 20 roeden en 70 el, grenzend aan André Jaspar en Jean Zegels;
  19. Een weide te Kelmont, 16 roeden en 56 el, grenzend aan Michel Lemmens en Marie Agnes Lammerschop.

Wij verklaren bovendien dat bij het overlijden van Nicolas Cobben geen enkel fideï-commis heeft plaatsgevonden, noch enige stopzetting van vruchtgebruik.

Gedaan te Beek op 22 juli 1833.

[Handtekeningen van Pierre, Guillaume en Jean Jacques Cobben]

De andere erfgenamen hierboven vermeld hebben verklaard niet te kunnen handtekenen.

[Handtekening van 2 getuigen: S. Roebroek en J.P. Erkens]

De originele handtekeningen van de Memorie van Successie geven aan dat zij destijds al konden schrijven. Bij deze aangifte hoefden de kinderen slechts aanwezig te zijn; er was geen notaris betrokken. Echter, deze Memorie van Successie was wel van essentieel belang voor de overdracht van eigendommen. Laten we eens kijken naar de namen in deze aangifte. Later zullen we de Memorie van Successie van Maria Lammerschop toevoegen, maar we moeten rekening houden met de verschillen tussen de Franse en Nederlandse namen. Bijvoorbeeld, “Guilaume” is in het Nederlands “Willem”. Voor onze stamhouder, “Jaen Jacques Cobben” in het Nederlands “Jan Jacob Cobben”, is van groot belang. Volgens deze aangifte was hij molenaar in Mechelen. Toch zullen we hem later terugvinden in Kelmond, waar hij een huis bezat en is overleden. Maar voordat we daarnaar kijken, gaan we enkele details doornemen van de Memorie van Successie van Maria Agnes Lammerschop, die in 1842 overleed. Destijds waren er duidelijk slechts vier erfgenamen, zoals beschreven.

De namen zijn nu in het Nederlands, en deze vier kinderen van Maria Agnes Lammerschop zijn de enige erfgenamen, wat overeenkomt met de eerdere aangifte van haar man. Ze woonden allemaal in Kelmond, zoals we zullen ontdekken. Ik heb niet alle details van de Memorie van Successie overgenomen, alleen de eigendommen die ze bezaten. Als we naar de genoteerde namen kijken, lijkt Jan Jacob, onze stamhouder, de oudste te zijn, gevolgd door Jan, die in Franse dienst heeft gediend, vervolgens Pieter, en tot slot Willem.

Het intrigerende aan dit verhaal is dat elk van deze erfgenamen zijn eigen weg bewandelde, ondanks de gemeenschappelijke erfstukken. Jan Jacob, als oudste zoon, erfde mogelijk de verantwoordelijkheden van het familiebezit en zette de Cobben-lijn voort van onze familie. Jan, die zijn pad vond in de Franse dienst, heeft misschien een totaal ander avontuur beleefd, ver van zijn geboorteplaats Kelmond. Pieter en Willem, als jongere zonen, hadden misschien verschillende interesses en doelen in het leven, wat hun paden uniek maakte.

Elke erfgenaam van deze Lammerschop-Cobben-lijn droeg op zijn eigen manier bij aan het verhaal van de familiegeschiedenis. Misschien ontvouwt zich wel een bijzonder en boeiend verhaal achter elk van deze erfgenamen, hun keuzes, avonturen en bijdragen aan de nalatenschap van de familie Cobben-Lammerschop in Kelmond. Laten we eerst eens kijken naar Jan Cobben, die in het Franse leger heeft gediend. Ik ben begonnen met het opzoeken van zijn stamboeknummer, 2241, samen met de namen van zijn ouders. Vervolgens ben ik in de Franse militaire lijsten gaan zoeken om meer over hem te weten te komen.

Dit is de oorspronkelijke Franse inschrijving. In de Franse documenten wordt hij genoemd als Jaen, wat een variatie is van de Nederlandse naam Jan. Hij werd opgeroepen in het Canton in Meerssen om zijn lot te trekken. Tijdens deze loting had hij helaas het ‘verkeerde lot’ getrokken, wat inhield dat hij zich op een specifieke datum moest melden om zijn verplichtingen na te komen, zoals opgelegd door de Franse autoriteiten. Als Fransen hadden we destijds bepaalde verplichtingen aan het leger.

In de inschrijving, in de linker kolom, staan zijn kenmerken zoals lengte, etc. Zijn lengte van 1.60 meter was net aan de maat, maar interessant genoeg hadden de Fransen destijds deze lengte met 5 centimeter verlaagd om nog meer soldaten te kunnen rekruteren. Deze kleinere soldaten hadden specifieke taken en verantwoordelijkheden binnen het leger. Later zal ik hieronder wat meer uitleg geven over deze bijzondere rol binnen het leger.


In de tweede kolom staat het volgende: “Entré le 8 mai 1813 conscrit de l’an 1812 du département de la Meuse Inférieure, son dernier domicile était à … département d… profession de Berger. Entré au service au Régiment ce 8 mai 1813.”

Vertaling: “Binnengekomen op 8 mei 1813, dienstplichtig voor het jaar 1812 van het departement Neder-Maas, zijn laatste woonplaats was in … departement van… beroep herder. In dienst getreden bij het regiment op 8 mei 1813.”

Derde Kolom: “fait prisonnier était à l’hopital … 13 aout 1813”

“Était à l’hôpital” betekent “was in het ziekenhuis” in het Frans. Dus, “fait prisonnier” betekent “gevangen genomen” of “in gevangenschap genomen”. De zin “était à l’hôpital … 13 août 1813” geeft aan dat de persoon op 13 augustus 1813 in het ziekenhuis was nadat hij gevangen is genomen.

De vermelding van zijn inschrijving bij het regiment van de Voltigeurs wijst op zijn dienst bij een speciale eenheid in het leger. Het is een infanterie-eenheid die bekend staat om zijn beweeglijkheid en flexibiliteit. Helaas vermeldt het document niet wat er precies is gebeurd waardoor hij gevangen is genomen en gewond is geraakt. Dit soort details kan vaak lastig te achterhalen zijn, vooral als er geen verdere informatie beschikbaar is in de officiële registraties.

Uitleg over Voltigeurs https://nl.wikipedia.org/wiki/Voltigeur

We gaan verder met zijn broers en waar Jan bij een van hun inwoonde

Dit zou het huis kunnen zijn van Pieter Cobben kunnen zijn straks word dat duidelijk.

Dit zou het huis van Jan Jacob kunnen zij straks met het kadaster word dit duidelijk

Dit zou het huis van Willem kunnen zijn en de andere helft zou wel eens van haar zelf zijn geweest en van Jan . Maar omdat hier wederom geen notariële aktes van zijn word dit een aanname. Maar straks in de bevolkingsregister word het iets duidelijker. 

Dit is een screenshot van het Aezel-project, waarmee we de voormalige woonplaatsen van de gebroeders Cobben in kaart kunnen brengen. Via deze link kun je de locaties van vroeger bekijken: https://aezel.eu/ontdekken/geografie/minuutplans-eigendom?pos=15.588%2C5.796948%2C50.924454.

Het Aezel-project is een waardevol hulpmiddel om historische gegevens te verifiëren en ons te helpen begrijpen waar onze voorouders hebben gewoond. Het is bewonderenswaardig hoe moderne technologie wordt ingezet om ons te ondersteunen bij ons genealogisch onderzoek. Met behulp van de gegevens uit de Memorie van Successie kunnen we vaak bevestigen of deze locaties juist zijn. Bovendien biedt het project de mogelijkheid om te zien hoe deze locaties er in latere jaren en zelfs in 2023 uitzien.

Een screenshot van Google Street View biedt een duidelijk beeld van de woning aan de rechterkant die in 1842 eigendom was van Pieter Cobben, en de woning aan de linkerkant die toebehoorde aan Jan Jacob. Het is interessant om te zien hoe deze gebouwen er destijds uitzagen, omdat ze meestal van leem waren gemaakt. Mogelijk zijn later stenen muren toegevoegd om de dakconstructie te ondersteunen voor het gebruik van dakpannen, aangezien ze oorspronkelijk vaak rieten daken hadden. Deze visuele vergelijking tussen vroeger en nu biedt waardevolle inzichten in de historische veranderingen in de architectuur.

Bevolkingsregister van Pieter Cobben en zijn echtgenote Helena Boesten en hun kinderen

Van de woning van Pieter Cobben  heb ik wel een foto van later tijdstip  (Bron Paul Mennen)

Gorissen Kelmonderstraat

De genoemde locaties en gebeurtenissen bieden een interessante inkijk in de geschiedenis van Kelmond en de mensen die er woonden:

  • Café Gorissen aan de Kelmonderstraat: Dit café fungeerde als locatie voor openbare verkopen door notarissen en evenementen zoals een muziekfeest georganiseerd door de Fanfare St.-Anthonius uit Genhout in 1928. Bovendien runde Hub Gorissen in 1936 naast het café een elektrische timmerwerkplaats waar hij wagens maakte voor agrariërs in de omgeving.
  • Guillaume Gelissen-Klinkenberg’s locatie aan Kelmonderstraat 33: Hier vonden openbare verkopen van landerijen van Kelmondse families plaats. In 1925 werd bijvoorbeeld het pasgebouwde woonhuis en winkel van mej. Trinette Moors verkocht.
  • Café Vroomen in Kelmond: In dit café vond op 9 februari 1921 een verkoop plaats van appel- en perenbomen op verzoek van de heer Frenken, die bomen had achter het huis van Kerckhoffs in Oensel.

Het feit dat de woning van Willem en Jan zich boven aan de straat bevond, is ook een interessant detail dat de locatie van hun huis in Kelmond aanduidt. De vermelde gebeurtenissen en locaties werpen licht op het sociale en economische leven in Kelmond gedurende die tijd.

De woning van Willem en Jan was boven aan de straat.

De rechter woning zou in het verleden van Willem Cobben en Jan Cobben zijn geweest maar ook hier is veel veranderd.

Om dat te bewijzen zet ik hier onder het bevolkingsregister hier onder.

Bovenaan staat Willem geboren 1804 en zijn echtgenote Elisabeth Reijnders daar onder de kinderen en dan zijn broer Jan Cobben geboren 1792 hij heeft dus in Franse dienst gezeten de onderste lijkt me een huishoudster .

Vanaf nu gaan we verder met onze stamhouder Jan Jacob Cobben de oudste

Dit zou de huidige staat van de woning in het jaar 2023 zijn geweest; deze zag er in die tijd echter heel anders uit. Als je interesse hebt om te lezen hoe een woning er vroeger uitzag, kun je de onderstaande link https://catsopvanvreuger.com/2018/12/23/vakwerkhuizen/

Wat we al wisten over Jan Jacob Cobben uit de M.V.S. is dat hij als molenaar in Mechelen heeft gewerkt. Van daaruit verhuisde hij naar Moorveld, vermoedelijk naar de boerderij van de vader van zijn echtgenote, waar zijn oudste zoon geboren werd. Dit is in het kort, en we zullen dit verder bewijzen.

Eerst nogmaals de stamboom van onze stamhouder: Nicolaas Cobben, geboren op 20 mei 1756 in Nuth, overleden op 20 februari 1833 in Kelmond-Beek (leeftijd bij overlijden: 76 jaar oud), landbouwer. Hij trouwde op 25 maart 1788 in Beek met Maria Agnes Lammerschop, geboren op 3 januari 1764 in Beek, overleden op 2 maart 1842 in Kelmond-Beek (leeftijd bij overlijden: 78 jaar oud). Zijn eerste zoon was Jan Jacob Cobben onze stamvader en daar we verder mee.

  • Jan Jacob Cobben, geboren op 15 december 1788 in Beek, overleden op 24 november 1849 in Beek (leeftijd bij overlijden: 60 jaar oud), landbouwer. Hij trouwde op 24 november 1837 in Beek met Maria Ramaekers, geboren op 8 augustus 1803 in Ulestraten, overleden op 6 oktober 1885 in Beek (leeftijd bij overlijden: 81 jaar oud). Hun kinderen waren: Pieter Cobben (geboren 12 december 1838, overleden 22 september 1922), Jan Jacob Cobben (geboren 6 oktober 1840, overleden 10 maart 1900), Nicolaas Cobben (geboren 8 april 1843, overleden 11 april 1924) en Jozef Cobben (geboren 8 april 1843, overleden 15 juni 1914).
  • Pieter Cobben, geboren op 12 december 1838 in Ulestraten, overleden op 22 september 1922 in Ulestraten (leeftijd bij overlijden: 83 jaar oud), landbouwer. Hij trouwde op 13 november 1873 in Ulestraten met Johanna Maria Frissen, geboren op 24 december 1843 in Ulestraten, overleden op 12 maart 1926 in Ulestraten (leeftijd bij overlijden: 82 jaar oud).
  • Jan Jacob Cobben, geboren op 6 oktober 1840 in Beek, overleden op 10 maart 1900 in Beek (leeftijd bij overlijden: 59 jaar oud). Hij trouwde op 19 augustus 1868 in Beek met Maria Catharina Gelissen, geboren op 31 december 1845 in Beek, overleden op 12 maart 1937 in Beek (leeftijd bij overlijden: 91 jaar oud).
  • Nicolaas Cobben, geboren op 8 april 1843 in Beek, overleden op 2 juni 1902 in Beek (leeftijd bij overlijden: 81 jaar oud), landbouwer. Hij trouwde op 7 november 1868 in Elsloo met Barbara Hubertina Lenaerts, geboren op 24 mei 1841 in Elsloo, overleden op 2 juni 1902 in Elsloo (leeftijd bij overlijden: 61 jaar oud).
  • Jozef Cobben, geboren op 8 april 1843 in Beek, overleden op 15 juni 1914 in Kelmond (leeftijd bij overlijden: 71 jaar oud), brouwersknecht. Hij trouwde op 9 februari 1870 in Beek met Helena Hubertina Pesch, geboren op 24 december 1833 in Beek, overleden op 28 januari 1890 in Kelmond (leeftijd bij overlijden: 56 jaar oud).

We gaan nu eerst de originele geboorteakte van de moeder van onze stamhouder Nicolaas Cobben erbij halen.


In de geboorteakte van Maria Raemaekers worden haar ouders vermeld als Peter Raemaekers, zoals ondertekend, en Barbara Van Reymersdaal. Peter was een professionele kleermaker en kwam oorspronkelijk uit Groot Berghen, een plaats die bekend staat in Ulestraten. Barbara Van Reymersdaal is afkomstig uit Moorveld. Maria Raemaekers de dochter werd op 30 augustus 1803 geboren, en de geboorteaangifte vond plaats in Ulestraten.

In de kerkelijke geboorte-inschrijving van 15 december 1788 staat Jan Jacob Cobben vermeld als “Joes Jacobus”, geboren als zoon van Nicolaas Cobben en Maria Agnes Lammerschop. Jacob Cobben en Maria Sabilla Segels werden genoteerd als zijn peetoom en peettante. Deze vermelding bevestigt nogmaals dat de Segels of Zegels ongetwijfeld deel uitmaakten van hun familie, zoals eerder opgemerkt in de Franse telling in Kelmond.

De oudste zoon van Jan Jacob Cobben senior en Maria Ramaekers, genaamd Pieter Cobben, werd geboren in Moorveld. Hoewel de administratie Ulestraten vermeldt, viel Moorveld destijds onder de parochie van Ulestraten. Maria Ramaekers is afkomstig uit Moorveld en heeft later geërfd in Moorveld. Volgens het kadaster nam haar zoon Pieter later de boerderij over van haar ouders in Moorveld. Dit zullen we binnenkort nader toelichten.

Ik heb een bevolkingsregister gevonden van Jan Jacob Cobben en Maria Ramaekers in Kelmond.

U ziet Jacob en zijn vrouw op de eerste bevolkingsregister van hun in Kelmond met hun kinderen dus er waren er vier Jozef en Nicolaas onze stamhouder later is een tweeling.

Het bevolkingsregister dat volgt op het vorige register biedt aanvullende informatie over het adres van Jan Jacob Cobben en Maria Ramaekers, destijds gevestigd op 83 NK in Kelmond, evenals hun overlijdensdata. Jan Jacob (junior) staat hier niet langer vermeld, omdat hij al was verhuisd. Pieter verhuisde op 26 januari 1878 en trouwde met Maria Frissen. Jozef vertrok op 2 oktober 1864 naar Heer, vermoedelijk voor werk, maar keerde later terug naar Kelmond. Wat betreft Nicolaas, onze stamhouder, verliet hij Kelmond op 27 april 1867 richting Maastricht. Deze verhuizing hing mogelijk samen met werk en er wordt vermoed dat hij daar zijn vak als stroopstoker heeft geleerd, hoewel dit een veronderstelling is. Op 17 september 1868 vestigde hij zich in Catsop, waarvan we later de exacte locatie zullen ontdekken. Het vroegere adres “D Kelmond 83 NK” komt nu overeen met Kelmonderstraat 12.

Laten we nu eens kijken waar de oudste zoon, Pieter Cobben, is gaan wonen in Moorveld. Hij woonde op een boerderij die oorspronkelijk toebehoorde aan Jan Jacob Cobben (senior) en Maria Ramaekers, hoogstwaarschijnlijk als erfenis. Ik heb de kadastrale gegevens hiervan gevonden.

Dit is de kadasterlegger waaruit blijkt dat Pieter de boerderij heeft overgenomen van zijn ouders. Het is niet zeker of zijn ouders hier daadwerkelijk hebben gewoond, maar het is wel aannemelijk dat Pieter hier is geboren. Hij is later ook in de boerderij van zijn grootouders Ramaekers gaan wonen.

We hebben een kadasternummer van de boerderij, en nu gaan we kijken waar deze boerderij zich bevindt. Laten we eerst de SAT (zie voorwoord) raadplegen om te zien of we de percelen in Moorveld kunnen vinden.

Hier kunnen we de percelen vergelijken met de bovenstaande kadasterlegger, en het blijkt dat Pieter Ramaekers, de vader van Maria, twee huizen had, waarvan zijn zoon er een heeft gekregen of gekocht. Het perceelnummer van het huis is 497. We zien ook dat Pieter Cobben hier bekend was, want zijn schoonvader, Renier Frissen, was zijn buurman. Er zijn natuurlijk verbouwingen geweest, panden zijn afgebroken en nieuwe zijn gebouwd, maar ik zal hier niet verder op ingaan. Uiteindelijk komen we uit bij Jozef Hubertus Cobben en Marie Hubertina Duisings, en het huis is nog steeds in handen van een Cobben. Dit is al zo’n 150 jaar in dezelfde familie in gebruik.

Het betreft hier Heerenstraat 37, een bekende locatie in Moorveld waar men groenten en kalkoenvlees kan kopen. Inmiddels staat de volgende generatie al klaar, wat betekent dat de naam Cobben hier nog steeds voortleeft, wat behoorlijk uniek is.

Laten we doorgaan met het verhaal van zijn broer, Jan Jacob Cobben (junior).

Jan Jacob Cobben, geboren op 6 oktober 1840 in Beek en overleden op 10 maart 1900 in Beek op de leeftijd van 59 jaar. Hij trouwde op 19 augustus 1868 in Beek met Maria Catharina Gelissen, geboren op 31 december 1845 in Beek.

Jan Jacob Cobben woonde in Kelmond, in de Dorpstraat (zoals de Kelmonderstraat vroeger genoemd werd). In de notariële akte staat duidelijk dat hij daar inwoonde. Op de akte staat een aantal kinderen vermeld en waar ze naartoe zijn gegaan. Ook staat vermeld dat zijn moeder bij hem woonde op nummer 6 en dat ze overleed op 5 oktober 1885. Er is een M.V.S. (Memorie van Successie) en een notariële akte van haar, waar ik later deels op terugkom.

Dit is het ouderlijk huis van Jan Jacob Cobben Senior en Maria Ramaekers. Junior is bij zijn moeder gaan wonen.

Laten we nu overgaan naar de tweeling. Allereerst behandelen we Jozef Cobben.

Jozef Cobben werd geboren op 8 april 1843 in Beek en overleed op 15 juni 1914 in Kelmond, op 71-jarige leeftijd. Hij was brouwersknecht. Hij trouwde op 9 februari 1870 in Beek met Helena Hubertina Pesch, geboren op 24 december 1833 in Beek, en zij overleed op 28 januari 1890 in Kelmond, op 56-jarige leeftijd.

Jozef Cobben woonde dus ook in de Dorpsstraat, die nu bekendstaat als de Kelmonderstraat. Op de akte staan veel mensen vermeld, en het is interessant om te zien waar ze naartoe zijn vertrokken. Het kan zijn dat Jozef een herberg had waar mensen woonden, of dat hij een bedrijf runde, gezien het aantal vermeldingen in de akte. Er staan ook kleinkinderen van hem op vermeld. Wat betreft zijn dochter Marie Catharine Cobben, zij was getrouwd met Pieter Johan Frenken, die uit Duitsland afkomstig was. Hij zou daar geboren kunnen zijn, maar daarover ontbreekt de informatie. Het lijkt erop dat de dochter bij haar vader inwoonde.

Laten we nu doorgaan naar onze stamhouder, Nicolaas Cobben.

Nicolaas Cobben werd geboren op 8 april 1843 in Beek en overleed op 11 april 1924 aldaar op 81-jarige leeftijd. Hij was landbouwer. Op 7 november 1868 trouwde hij in Elsloo met Barbara Hubertina Lenaerts (Berb), geboren op 24 mei 1841 in Elsloo, en zij overleed op 2 juni 1902 in Elsloo, op 61-jarige leeftijd.

Nu gaan we naar Catsop, en het bewijs dat Nicolaas van Kelmond komt, is nu duidelijk. Maar eerst wil ik een klein gedeelte van de notariële akte van zijn moeder toelichten.

Dus Maria Ramaekers maakte tijdens haar leven een testament op 20 januari 1880 bij notaris Van Gorkum, waarin ze de verdeling van haar nalatenschap regelde. Volgens het bevolkingsregister woonde haar zoon Jan Jacob Cobben met Maria Catharina Gelissen nog steeds in de woning in Kelmond waar ze samen hadden gewoond. In het testament staat dat alle erfgenamen een gelijk bedrag ontvingen, namelijk 1120 gulden. Dit was destijds een aanzienlijk bedrag waarmee je waarschijnlijk een huis kon kopen.

Uit de akte is een fragment geknipt waaruit blijkt dat Nicolaas Cobben zijn geld al had ontvangen, vermoedelijk om zijn boerderij op “den Dries” te kopen. Maar om te ontdekken waar hij zich aanvankelijk vestigde, moeten we verder gaan in Catsop.

Zoals reeds aangegeven trouwde Nicolaas Cobben uit Kelmond met Barbara Hubertina Lenaerts (Berb), die geboren was in de Daalstraat in Catsop. Dit bevestigt dat Nicolaas Cobben daadwerkelijk uit Kelmond kwam en zich later in Catsop vestigde na zijn huwelijk met Barbara. Het is interessant om te ontdekken hoe deze voorouders zich binnen de regio verplaatsten en zich vestigden in verschillende dorpen en steden.

De geboorteakte van Barbara Hubertina Lenaerts bevestigt dat ze op 24 mei 1841 om vijf uur ’s morgens is geboren. Ze is de dochter van Jan Lenaerts, een timmerman, en Joanna Maria Janssen, huisvrouw. Het is interessant op te merken dat bij de trouwakte een naamswijziging heeft plaatsgevonden, waarbij haar naam veranderde in Barbara Hubertina Janssen. Dit zou kunnen wijzen op een administratieve fout of een andere reden voor de naamswijziging.

We gaan de voorouders van Berb Lenaerts onderzoeken, en ik noem haar nu zo omdat deze naam ook in latere generaties zal voorkomen. Lenaerts of Leenders is een van de meest voorkomende achternamen in Nederland en stamt af van de voornaam Leonardus of Leendert. In Catsop was dat niet anders, en er waren zelfs huwelijken tussen personen met dezelfde achternaam, zonder dispensatie, wat het soms ingewikkeld maakte.

Ik ga proberen te achterhalen wat de voorouders van Berb Lenaerts  zijn en wie haar moeder was. Alles speelt zich af Op den dries, en zelfs haar betovergrootouders woonden daar. Haar grootouders van moeders kant waren afkomstig van Op den dries, wat suggereert dat haar moeder ook daar geboren is. Later zal ze zelfs in die buurt gaan wonen. Laten we de levensroute van Berb Lenaerts volgen, die ook mijn voorouder en die van vele anderen is. We beginnen met haar voorouders Op den dries en gaan later naar de Daalstraat.

Als je door de poort naar rechts kijkt, ontvouwt zich een doorkijkje naar het huis van de voorouders van Hubertina Lenaerts. Niet alleen dit huis, maar ook het witte huis en de schuren waren in het verleden eigendom van de familie Lenaerts.

Dit is een van de oudste foto’s van den dries. Net waar het om gaat, staat links. Men ziet nog een bijgebouw van een van de woningen, want zoals altijd wordt hier bijgebouwd en afgebroken, en later wordt er een steen omheen gemetseld om er een pannendak op te leggen. Deze foto’s werden in de jaren twintig van de twintigste eeuw gemaakt, dus rond 1925, door de heer Leufkens. Rechts staat de man met de hoed, die de heer Steegmans zou zijn. Hij woonde hier niet, maar later wordt zijn woning ook gefotografeerd.

Vanaf dit punt ga ik op kadasterkaarten en foto’s steeds verder. Het helpt ons het beste te oriënteren. Als je goed kijkt, zie je linksboven nog net een stuk dak van een woning, en je ziet ook – maar dat wordt later duidelijk – dat er een opening is tussen de schuur links en het volgende gebouw. Voor ons zien we nog meer gebouwen. Als ik deze families ga behandelen, zal ik er zeker op terugkomen. En er is altijd nog een poel van water. Daarom noemden ze het ook de “dreesjpool.” Naarmate we verder teruggaan in de tijd, kunnen we ons ook voorstellen dat mensen hier graag wilden wonen om bijvoorbeeld hun vee te laten drinken.

De poel is echter geen bron tenminste niet bij mijn weten, maar stilstaand regenwater dat naar het laagste punt stroomt. Stilstaand water is ook een gevaar voor bacteriën (bijvoorbeeld cholera), wat voor de mens weer gevaarlijk kan zijn. Deze poel werd dan ook voor verschillende doeleinden gebruikt, zoals het looien van hout. Later werd deze ook gebruikt om afval te dumpen, en op verzoek van de bewoners is hij uiteindelijk dichtgemaakt omdat de stank ondraaglijk werd. Dit is op meerdere plaatsen in Catsop gebeurd. Ook zijn oude wegen verdwenen omdat ze werden gebruikt als stortplaats voor afval. Als je goed kijkt op de foto, zie je ook de geul die is uitgesleten door het water dat afkomstig is van de weg naar het veld, de Eindstraat, het einde afhankelijk van de periode. Het water komt natuurlijk ook van de Horsterweg en de Hokkelderweg. Maar het water stroomde natuurlijk ook van de Holleweg naar het plein. Wie herinnert zich niet de overstromingen als je uit Catsop komt, waarbij water en modder op deze plek terechtkwamen.

Ik heb ongeveer op dezelfde plaats een foto van den dries genomen in 2023, en je kunt zien dat links een heel gebouw verdwenen is.

Laten we teruggaan naar de oudste kadasterkaart die we hebben.

Dit is een unieke kaart uit 1686 van Catsop, waarop ik een kruis heb geplaatst om de locatie aan te duiden waar we ons bevinden. Op de kaart zijn verschillende huizen te zien die mogelijk herkend kunnen worden op de foto, maar om zeker te zijn van de bewoners, moeten we de kadasterregisters raadplegen. In deze registers staat gedetailleerde informatie over eigendomsoverdrachten, eventuele notariële handelingen, en de namen van de buren. Geld, pacht en eigendommen waren net zo belangrijk toen als nu. Eigenlijk is er op dat gebied weinig veranderd in de loop der tijd.

Volgens de kaart was er destijds slechts één huis aan deze kant van den Dries. Rond 1738 waren er in Catsop 26 huizen, maar deze konden weer onderverdeeld zijn in verschillende ruimtes met tuinen of boerderijen. Later zijn er vanuit deze huizen wellicht andere gebouwen ontstaan, zoals schuren die in de loop van de tijd tot woningen zijn omgebouwd. Het is mogelijk dat meerdere generaties in dezelfde woning hebben geleefd en na verloop van tijd uitgebreidere huizen en schuren hebben gebouwd, afhankelijk van hun eigendommen. We zullen ontdekken welke families mogelijk op deze locatie hebben gewoond.

Deze foto, genomen in 2023 tijdens het sloopproces, biedt een duidelijk beeld van wat ik bedoel. De gebouwen aan de rechterkant zouden dus op de kaart van 1686 te zien zijn geweest. Als u naar rechts kijkt, ziet u de originele woning, met een interessante kelder van mergel eronder. Destijds heeft de eigenaar een expert laten kijken naar deze kelder, die concludeerde dat deze al uit de 17e eeuw stamt. Dat zou betekenen dat de rechterkant van de foto overeenkomt met de schuur die later is omgebouwd tot een woning.

Deze familie heeft later aan de linkerkant een schuur gebouwd die nu ook gesloopt wordt en later weer wordt omgevormd tot een woning. In die tijd, vermoedelijk rond 1686, waren gebouwen waarschijnlijk niet van steen maar eerder van leem met een strobedekking. Bovendien lag het gebouw iets hoger om overstromingen beter het hoofd te bieden.

Het is fascinerend om de evolutie van deze gebouwen door de eeuwen heen te zien en te ontdekken hoe ze zijn veranderd van eenvoudige structuren tot huizen die we vandaag de dag kennen.

Nu is het voorstuk helemaal gesloopt maar tijdens deze werkzaamheden kwamen ze ergens achter.

Ze ontdekte een aardgang in het voorste gedeelte wat hier ooit de bedoeling is geweest dat kan een vluchtgang zijn geweest of een kelder van aarde van een van de vorige eigenaars.

Dit is een kadasterkaart uit 1820, opgesteld tijdens de Franse periode. Ik heb opnieuw een kruis geplaatst om de locatie aan te duiden waar de daadwerkelijke echte foto is genomen. Het draait om de percelen B353 en B352, waar ook perceel B350 nog te zien is. De andere structuren die zichtbaar zijn, zoals schuren, stallen en bijgebouwen, zijn toevoegingen die in de loop der jaren zijn ontstaan. Vanaf 1686 heeft hier veel verandering plaatsgevonden, met de geboorte van kinderen die graag in deze buurt wilden wonen en de transformatie van schuren in woningen, en vice versa, evenals de toevoeging van nieuwe bijgebouwen. Echter, op basis van de kaart uit 1686, die aangenomen wordt (maar nog bevestigd moet worden door het raadplegen van gichtregisters, schepenbanken, notarissen en landmeters), kunnen we ervan uitgaan dat de percelen B353 en B352 de oorspronkelijke woningen zijn vanaf 1686.

Deze kaart is van 1880, een periode waarin er al een gevestigd kadaster was, en het vernieuwde kadaster was in gebruik, wat voor nog nauwkeurigere informatie zorgde. Opnieuw heb ik een kruis geplaatst om de locatie te identificeren ten opzichte van de daadwerkelijke foto. Dus, 40 jaar voor de foto werd deze kaart opgesteld, en zoals ik eerder bij de foto heb beschreven, blijven de basisindeling en structuren op deze locatie nog altijd hetzelfde. Er zijn wel enkele veranderingen opgetreden, zoals bij de hogere kadasternummers (zoals B1257), waar een schuur is omgevormd tot een woning, en er zijn nieuwe schuren bijgebouwd. Kortom, er blijven voortdurend veranderingen plaatsvinden op deze locatie.

Om het geheel duidelijker te maken, heb ik de hulpkaart van 1889 erbij gehaald.

De kaart uit 1889, bekend als de hulpkaart van perceel B353, onthult wijzigingen die op de locatie hebben plaatsgevonden. De gearceerde delen duiden op aanpassingen en toevoegingen aan de structuur, die later de stroopstokerij van Cobben zal worden.

Wat deze kaart zo boeiend maakt, is dat het nieuwe details onthult die niet zichtbaar waren op de oudere kaart uit 1820: de woning die aan de linkerzijde ligt, voorbij de andere woning op B352 (van de buren). Persoonlijk herinner ik me de woning op B353 nog goed en ben er vaak genoeg geweest. Ik weet dat de kelder van deze woning is gebouwd van mergel, en recent onderzoek heeft bevestigd dat deze kelder uit de 17e eeuw stamt. Dit ondersteunt de mogelijkheid dat de woning op de kaart uit 1686 dezelfde is als deze. Maar ik moet straks deels bevestigen en wellicht zijn er nog ontbrekende stukjes bewijs. Dat is vaak het geval bij historisch onderzoek – soms vind je alle puzzelstukjes, soms ontbreekt net dat ene cruciale stukje. Maar juist dat maakt het onderzoek naar onze geschiedenis zo boeiend en uitdagend.

(bron: “Ut Vreugere van Stein”) Deze foto is naar schatting uit 2010 en geeft een beeld van wat ik met de hulpkaart probeer te verduidelijken. Rechts naast de poort bevonden zich de stallen en aan het achterste dak van de schuur hoorde de linkse woning, die erachter lag. Of dit de originele woning is die er oorspronkelijk stond en B352 de schuur is, lijkt waarschijnlijk, maar dit moet nog worden bewezen. In het verleden hebben voorouders van Hubertina Lenaerts gewoond in zowel boerderij B353 als B352.

Ik heb nog een aantal foto’s alle afkomstig van John Savelkoul van de voorkant van het huis en dat is goed dat die nog behouden zijn.

Dit was de voordeur, eeuwenoud, zoals blijkt uit historische gegevens. Het lijkt er echter op dat het gebouw in het verleden misschien niet van steen was, maar dit is slechts een suggestie. Dus door die deur, als we teruggaan in de tijd, betraden in de Franse tijd de heer Christian Bovens met zijn echtgenote Betrix Clermond, gevolgd door Reinier Janssen en zijn echtgenote Barbera Houben, die voortkwam uit de Daalstraat. Later betraden Nicolaas Cobben en Berb Lenaerts het pand, en de foto’s dateren uit de tijd van Sjeng Cobben en Maria Lenaerts. Zij zullen later in mijn verhaal aan bod komen.

Dit was de raamzijde van het huis, en het is duidelijk te zien dat aan de linkerzijde een andere woning lag, voorheen een schuur van de familie Lenaerts. Zoals gebruikelijk op een boerderij in het verleden, was de mesthoop in het midden van het erf te vinden. Annie Cobben is de moeder van Jhon Savelkoul, en hij vertelde me dat hij vaak in dit huis kwam. John beschreef dat er twee slaapkamers en een zolder waren die werden gebruikt voor de opslag van graan en andere benodigdheden. Hij herinnerde zich dat hij vaak zakken naar beneden bracht, en dat de ladder erg steil was, waardoor je nauwelijks kon omdraaien als je naar beneden kwam. We blijven in het duister geproefd over waar alle kinderen geslapen hebben, maar wanneer we later de bevolkingsregister raadplegen, zullen we ontdekken wie er op dat moment daadwerkelijk in het huis woonde.

Dit is de achterkant van de poort, te zien vanaf de Den Dries, en de stallen zijn duidelijk zichtbaar. De mest van het vee kon men zo makkelijk naar de binnen plaats brengen. Mest was in het verleden van groot belang voor bodemverbetering en gewassen. Tegenwoordig hebben we echter moeite om van de meeste af te komen. Het is ook voor te stellen dat dit een belangrijke plek was voor het houden van vee, terwijl de dieren vanuit de stallen gemakkelijk naar de drink plaats konden.

Catsop had in het verleden twee belangrijke plekken voor het vee: hier en in de Veestraat. In de Veestraat liep een bron die voortkwam uit het Siekendaal via Gellik naar de Veestraat en vervolgens naar Elsloo. Dit water kwam van een bron. Als je door de Veestraat loopt, kun je nog steeds het kanaal aan de zijkant zien

Dit is de andere kant van de poort, die we vanaf Den Dries zagen. Achter deze poort lag een schuur en aan de linker binnenzijde begon de woning van de Leonard Lenaerts uit de Franse tijd. Aan de rechterkant zie je het kippenhok, dat zich boven bevond. In het verleden hadden grote poorten vaak kleine deurtjes voor doorgang. De grote poorten meestal gingen alleen open voor de oogst, om hooi binnen te halen, of wanneer het vee van de stal naar de wei ging.

Over het algemeen hadden erven kleine stallen of schuurtjes voor vee, variërende van geiten tot varkens, en dat betekent ook voor dit erf.


Terug duiken in het verleden brengt ons terug naar de tijd van de Franse tellingen. In mijn zoektocht door de gegevens van de Franse tellingen heb ik geprobeerd zoveel mogelijk families terug te traceren naar die periode. Dit heeft me een voorsprong gegeven, met name wat betreft Den Dries, waardoor ik later bij het doorzoeken van de tweede telling, het kadaster en het bevolkingsregister tot een aantal interessante conclusies kwam:

In de notities van de Fransen uit 1795 staat vermeld dat de bewoners van woning B352 niemand anders waren dan Lucia Gijsen, weduwe van Lendert Leenars. Haar man, Leonard Lenaerts (de betovergrootouders van Berb Lenaerts), was al overleden – een feit dat klopt, aangezien hij in 1791 stierf. Hoewel ik de gegevens over Leonard Lenaerts hieronder heb uitgewerkt, was de naam Lenaerts ook terug te vinden in de Bovens familie de buren. Bovendien wordt hier al vermeld dat de grootvader van Hubertina Lenaerts, Joannus Leenars of Jan Lenaerts, destijds al hier geboortig was. Leonard (vader), ook wel Lendert genoemd in Catsop, en Lucia Gijsen waren ouders van tien kinderen sommigen waren te jong die noteerde de Franse niet, waaruit later veel nakomelingen voortkwamen. De trouwdatum van Leonard en Lucia was op 19 oktober 1769. Interessant is ook dat de jongste, Joannes Michiel Lenaerts (staat niet genoteerd), heeft gediend in het Franse leger. Wanneer ik verder ga met het onderzoek naar deze familie, zal ik zijn inschrijving in Meerssen laten zien. Gelukkig is hij veilig teruggekeerd.

In de tweede telling, rond 1820, woonde Cornelia nog in de woning B352, samen met haar ongehuwde broers Godfried en Leonard. Het lijkt erop dat ze ongehuwd bleven en in het ouderlijk huis bleven wonen. Later heeft een familielid de schuur omgebouwd tot een woning.

Even de kadasterkaart van 1820 erbij geplaatst, zodat u weet waar we ons bevinden. In B352 woonde Cornelia en de rest van de familie. Die woning zal later ook B350 overnemen, maar dat was er voor en in de Franse tijd niet het geval. Dat ga ik op een ander moment uitzoeken om het niet te ingewikkeld te maken.

In de andere woning, B353, woonden tijdens de Franse tijd andere bewoners. Christianus Bovens en Beatrix Clermons waren daar gevestigd, samen met een dienstmeid genaamd Joanna Driessen en een knecht genaamd Mattis Boosten. Christian Bovens was de zoon van Servatius Bovens en Gertrudis Lenaerts. Zo ligt de link met de familienaam Lenaerts er ook hier, maar laten we niet te veel vertakkingen maken, anders verliezen we het overzicht. Gertrudis Lenaerts en Godfriedus (Geurt) Lenaerts waren broer en zus, en ze zouden toen al naast elkaar hebben gewoond. Tenminste, Godfriedus (Geurt) Lenaerts deed dat zeker. Hij trouwde met een nicht, Petronella Lenaerts. Ik zal dit straks aantonen aan de hand van een gichtregister. Hun huwelijk vond plaats op 1 november 1736, terwijl dat van Gertrude Lenaerts en Christian Bovens op 2 februari 1728 was. Ik vermoed – maar kan dit niet bewijzen – dat ze in de oude woning met kelder B353 woonden en waarschijnlijk de ouders van Gertrude Lenaerts verzorgden. Dat was destijds gebruikelijk; ze bleven vaak in de woning wonen. De ouders van zowel Gertrude als Geurt waren Leonard Lenaerts en Cornelia Hendrix. Het zal wederom een Lendert zijn geweest, waardoor in Catsop vaak de uitspraak ‘die van de Lenderte’ viel. Cornelia Hendrix was een zus van Claas Hendrix, destijds schepen en woonachtig op het hof van Catsop.

Als Theodricus en Joanna Pijpers er word ook verwezen naar Joanna Cuijpers waar Leonard Lenaerts (Hendrix) een zoon van is de hoofdbewoners zouden zijn geweest, was het destijds een huis dat later werd verdeeld. Theodricus (Drick) Lenaerts werd geboren in 1606 anderzijds word bevestigd 1634 en overleed in 1704. Op dat moment zou hij dus 98 jaar oud zijn geweest bij de eerste geboorte jaar, in de beginjaren van de 17e eeuw. Dit vereist verder onderzoek om definitief te bevestigen. Wel is er onderzoek gedaan naar de kelder, die van mergel is en dateert uit de 18e eeuw. Maar die kelder kan ook – hoewel het een aanname is – verbonden zijn met andere woningen.

Later trouwde Godfridus (Geurt) Lenaerts, een zoon van Leonard Lenaerts en Cornelia Hendrix, met zijn nicht Petronella Lenaerts, een dochter van zijn broer Theodoor Lenaerts. Een van hun kinderen was Leonard Lenaerts, die in notariële aktes bekendstaat als Lendert Lenders. Hij trouwde met Lucia Gijsen en ze waren buren van Christian Bovens (neven dus). Dit brengt ons weer naar de Franse tijd en naar woning B352 die u op de kadasterkaart van 1820 zag.

Om te bevestigen dat we op de juiste locatie in Den Dries zitten, volgt hier een citaat uit een gicht van Leendert Lenaerts en Lucia Gijsen uit 1789. Dit betreft de bewoners van B352.

Dit is een citaat uit de echte gicht uit 1789  maar Kenneth Booten heeft dit samengevat.

Uit dit voorbeeld van een gicht (historisch document) zijn verschillende belangrijke feiten te destilleren, met name informatie over de buren en de herkomst van deze woning. De aantekening ‘toegevallen bij partagie’ duidt op de verdeling van goederen, uitgevoerd door de gezworen landmeter Joannes Schoenmaekers op 13 juli 1775. De woning is afkomstig van Geurt (Godfriedus) Lenaerts en Petronella Lenaerts, de ouders van de persoon in kwestie. Hoewel ik geen directe toegang heb tot deze specifieke akte uit 1775, bevestigt een ander bewijs uit 1789 de juistheid van onze locatie.

Daarnaast lijkt het er sterk op dat Lendert Lenaerts in 1777 de erfenis heeft ontvangen, hoogstwaarschijnlijk vanwege het feit dat het lot van de woning aan hem werd toegewezen. Ik heb diverse documenten van landmeteraktes doorgenomen, inclusief die van mijn familie Collard. Doorgaans volgt de procedure een vast patroon: de landmeter berekent de verschillende percelen van de erfenis, inclusief de woning. Elk perceel krijgt een lotnummer dat overeenkomt met het aantal erfgenamen, waarna deze loten in een hoed worden gestopt. Elke erfgenaam trekt vervolgens een lot; degene die het lot van de woning trekt, moet in veel gevallen een extra bedrag betalen om de verdeling zo eerlijk mogelijk te maken. Dit proces kan gecompliceerd zijn, vooral als een woning uit meerdere kamers bestaat of samengaat met bijvoorbeeld een moestuin (moeshof)  of boomgaard, waardoor de verdeling bemoeilijkt wordt.

Later wordt duidelijk dat Lendert Lenaerts weliswaar in de woning is gaan wonen. Bovendien wordt vermoed dat Caspar Driessen destijds in dezelfde straat heeft gewoond, maar het is niet bevestigd of hij de eigenaar van de woning was. Het is echter aannemelijk dat hij er heeft gewoond, mogelijk op perceel B350, hoewel dit momenteel slechts een hypothese blijft.

Het fragment van de echte notariële akte van Habets gedateerd op 14 december 1789 in Maastricht toont aan dat Lendert Lenders zijn handtekening heeft gezet. Dit feit bevestigt dat hij destijds in staat was om te lezen en schrijven, aangezien zijn naam als “Lenders” geschreven staat. In die tijd was niet iedereen geletterd, wat het bijzonder maakt dat Lendert Lenders deze vaardigheden wel bezat.

Wat betreft de periode voor en tijdens de Franse tijd lijkt alles in lijn te zijn met de familie Lenaerts. Echter, om met zekerheid te kunnen zeggen of het daadwerkelijk de woning van Theodoricus Lenaerts en Joanna Pijpers was in de periode ervoor, zijn er meer bewijzen nodig. Alle aanwijzingen wijzen in hun richting, maar het vereist meer bewijs om dit met absolute zekerheid vast te stellen. Het is een uitdagende taak om historische feiten en eigendommen nauwkeurig te verifiëren, vooral als er meerdere aanwijzingen zijn die naar een bepaalde richting wijzen. Het vergaren van aanvullend bewijs en documentatie kan helpen om een helderder beeld te krijgen van de historische context en de betrokken personen.

We gaan nu weer naar de woning B353

Kadasterkaart 1820 en nu komen onderstaande bewoners in de plaats van Bovens in dat pand.

De familie Janssen nam de woning over van Christian Bovens en Beatrix Clermons, en daarin zien we Joanna Maria Janssen, de moeder van Hubertina Lenaerts (moeder Cobben), toen was ze slechts 6 jaar oud was. Laten we deze familie nader onderzoeken, aangezien deze woning later de geboorteplaats is geworden van Hubertina in de Daalstraat.

Hermanus Janssen (wedunaar) was de vader van Reinier en gehuwd met Agnes Mechtildis Van Can. Agnes overleed in 1795 in Meerssen . Ik kon haar niet terugvinden in de Franse telling van Elsloo. Uit de memories van successie van Herman Janssen, de vader van Reinier, bleek dat hij zelf geen eigendommen bezat en er stond dat zijn echtgenote in Elsloo was overleden dat klopt dus niet. Wel waren er eigendommen van zijn overleden vrouw in Ulestraten. Reinier Janssen zou afkomstig kunnen zijn uit Meerssen, gezien zijn broers en zussen daar werden geboren en ze vanaf 1766 woonde ze ook in Meerssen. Een van zijn broers, die ik kon identificeren, is Joannes Janssen, vermoedelijk als knecht vermeld in deze context. Hij was getrouwd met Marie Jeanne Josefien Vincent en geboren boven de Maasberg, naast het museum.

Nu verder met de genoemde Janssen-familie. Reinier, zoals ik heb kunnen vaststellen, bezat meerdere eigendommen, zoals te vinden is in het kadaster. Deze omvatten eigendommen van zijn echtgenote Barbera Houben, een rasechte Catsopse afkomstig uit de Daalstraat. Naast deze woning op den Dries, bezaten ze ook een huis in de Daalstraat, dat eigendom was van de Houben-familie. Ik zal niet elk kind van Reinier en Barbera bespreken, maar velen bleven in Elsloo wonen, en één ervan vestigde zich zelfs in Catsop. Zijn zoon, vernoemd naar zijn grootvader Herman Janssen, trouwde met Maria Theresia Vaessen en woonde ook op Den Dries in het huis waar later Lemmens zich vestigde en een winkel had.

Herman Janssen en Maria Theresia Vaessen woonden vroeger in het eerste huis aan de rechterkant, alhoewel het er toen waarschijnlijk heel anders uitzag. Tussendoor wil ik ook even de paardenlijst vermelden, want het bezitten van paarden was destijds een teken van welgesteldheid. Alleen de grote boeren konden zich paarden veroorloven, anders werden ze niet vermeld op de lijst van inwoners rond 1820.

Paardenlijst 1820 had men die dan kon men zich een grote boer noemen

Niet iedereen kan een specifieke plaats worden toegewezen, maar sommigen wel, zoals erfgenaam Lendert Lenaerts, duidelijk gevestigd op den Dries B352. Ook Herman Janssen is hier te vinden, evenals Van Hees. Wat ik nog meer weet over andere families zal ik later bespreken.

Laten we verdergaan met de ouders van Hubertina Lenaerts, namelijk Jan Lenaerts en Joanna Maria Janssen, waarvan we nu weten waar ze vandaan komen. Maar de ouders van Jan Lenaerts, genaamd Joannes Martinus Lenaerts en Maria Cornelia Martens, heb ik nog niet behandeld. Een opmerkelijk feit is dat haar eerste zoon, Jan Lenaerts, geboren is vóór hun huwelijk, maar desondanks erkend werd als hun kind. Jan is de vader van Hubertina Lenaerts (moeder Cobben).

Ze woonden op het einde, waar ook Jan Lenaerts, de vader van Hubertina Lenaerts, geboren werd. Na het controleren van de Memories van Successie bij het overlijden van zijn moeder, Maria Cornelia Martens, kwam ik tot de conclusie dat zij is overleden in haar eigen woning en diverse stukken onroerend goed heeft nagelaten.

Dit is het memorie van successie van Cornelia Martens, de moeder van Jan Lenaerts, dus de grootmoeder van Hubertina Lenaerts (moeder van Cobben). U kunt hierin de vermelding van de drie kinderen zien, waarvan er twee getrouwd waren: Jan en Lucia. Onderaan staat toch nog een specifieke vermelding van Jan Martens, onze Jan die bekend staat als Leenaerts. Dit komt doordat hij volgens de auteurs illegitiem was.

Wat Cornelia achterlaat en wat voor ons van belang is, zijn de huizen B1121, B1122 en B1123. We zullen nu op onderzoek uitgaan om te ontdekken waar deze zich precies bevinden.

Kadasterkaart 1820 we zullen zien dat deze bijna niks verschilt deze woonplaats als in 1880 en zijn we 60 jaar verder

Dit is de kadasterkaart van 1880, gemaakt drie jaar na het overlijden van Cornelia Martens. Hierop zijn de kadasternummers van de woningen, stallen en de boomgaard te zien, waarbij ik zelf ook de namen van de wegen heb toegevoegd. Alleen dat rechter stukje, B1124, bestaat anno 2023 niet meer, maar de hoofdwoning staat er nog steeds, zelfs na twee eeuwen. Destijds was deze hoofdwoning nog niet van steen, maar het perceel blijft onveranderd. Opmerkelijk is dat wanneer je langs de zijgevel loopt, je nog steeds twee pilaren of steunpilaren ziet die eens bij dit gebouw B1124 hoorden.

Dus dat witte huis recht voor ons is het huis waar Jan Lenaerts is geboren en waar de grootvader en grootmoeder van Hubertina Lenaerts hebben gewoond.

Dit betrof de Franse telling destijds, waarbij ook deze woning werd meegerekend. Dirk, die vermeld staat als Theodoor Martens, is de zoon van wijlen vader Jan, een gevluchte bokkenrijder waar ik later op terugkom. Zijn echtgenote, Megel Beckers (werkelijke naam: Maria Mechtildis Beckers), is een dochter van Schepen Nicolaas Beckers en Maria Janssen, een welgesteld echtpaar dat verschillende huizen in Elsloo bezat. Nicolaas Beckers was eerst schepen van Urmond. Opmerkelijk is dat drie dochters uit deze familie in aanraking zijn gekomen met de bokkenrijders, maar Megel Beckers niet. Het is interessant op te merken dat er destijds twee Theodoors Martens waren, maar ze hadden niet dezelfde vader; ze trouwden echter met twee zusjes Beckers (zelfde familie).

Laten we doorgaan naar de tweede telling, waarbij de zaken nog duidelijker worden.

Dus dat is recht voor ons dat witte huis het huis waar Jan Lenaerts is geboren en de grootvader en moeder van Hubertina Lenaerts gewoond hebben.

Dit was de Franse telling destijds dus die zijn ook in deze woning geteld Dirk is Theodoor Martens zoon van wijlen Vader Jan gevluchte bokkenrijder waar ik nog op terug kom en zijn echtgenote Megel Beckers haar echte naam is Maria Mechtildis Beckers zij is een dochter van Schepen Nicolaas Beckers en Maria Janssen die waren vermogend hadden verschillende huizen in Elsloo en hij was eerst schepen van Urmond. Maar wat blijkt dat uit deze familie drie dochters in aanraking met bokkenrijders komen heel opvallend . En zij Megel Beckers is er een van maar behoord niet bij de bokkenrijders. Er waren destijds twee Theodoors Martens maar niet van dezelfde vader maar trouwde met twee zusjes Beckers. En ze staan vaak verkeerd gemeld dat gaan we nog een keer recht zetten.

We gaan naar de tweede telling en nu word het nog duidelijker.


Dank voor de verduidelijking. Deze telling dateert van ongeveer 1820. Megel leeft nog en direct onder haar naam staat haar dochter Cornelia Martens met haar man Jaen Lenaerts, ook bekend als Jan. Direct onder hen staat Jan Lenaerts, de vader van Hubertina Lenaerts, die op dat moment 11 jaar oud is. Er zijn vermeldingen van twee Theodores, wat waarschijnlijk een vergissing is, aangezien ze niet beide correct kunnen zijn. Lucia Lenaarts moet nog geboren worden, maar haar naam staat wel op de memorie van successie.

Verder worden nog twee zussen van Cornelia Martens genoemd: Margaretha, die later trouwt met Hendricus Lenaerts (na diens tweede huwelijk). Hendricus woonde later in de woning die ooit van Dols was, gelegen aan de Daalstraat. Daarnaast wordt vermeld dat Petronella met een persoon genaamd Bours getrouwd zou zijn. Ik zal zeker later nog terugkomen op de details van deze familie.

Nu gaan we naar de Daalstraat, waar Hubertina Lenaerts is geboren.


Dus, het gaat om de boerderij bij de groene poort, waarbij ook de woning rechts in 1820 bij deze boerderij hoorde. Achter die groene poort rechts is Hubertina Lenaerts geboren, maar destijds zag het er heel anders uit. Het voorste gedeelte van deze boerderij dateert van 1930.

Het lijkt erop dat er in de loop der tijd veranderingen en renovaties hebben plaatsgevonden aan de boerderij, waardoor het uiterlijk en de structuur zijn veranderd. Het kan interessant zijn om te onderzoeken hoe deze plek er vroeger uitzag en wie er in verschillende periodes heeft gewoond. Als je meer wilt weten over de geschiedenis van deze plek en de voormalige bewoners, kan het raadplegen van archieven, historische documenten of lokale bronnen helpen bij het achterhalen van deze informatie.

Hier is een fragment uit de kadasterkaart van 1820 in de Daalstraat. Ik heb opnieuw een kruis geplaatst waarboven de foto is genomen. Laten we eens onderzoeken wie er destijds in 1820 en eerder op deze plek hebben gewoond.

Als u mijn verslagen regelmatig leest, zult u opmerken dat hier opnieuw een ruime woning te zien is, bestaande uit twee kamers, één op B276 en één op B275. Waarschijnlijk vormden deze vroeger één geheel en zijn ze later apart verkocht, soms met extra land zoals een boomgaard of moestuin. Dit lijkt ook hier het geval te zijn. Later werd er een schuur aan vast gebouwd, vergelijkbaar met de twee schuren of stallen die nu te zien zijn achter de groene poort op de foto. Het is mogelijk dat deze later zijn omgebouwd tot een woning.

Volgens het kadaster in 1842 waren de eigenaren van de percelen als volgt: Hendrick Backhuis, ook geschreven als Baccus, bezat B276 en tevens de schuur op B275 met een bakoven. B277 was eigendom van Reinier Janssen, de grootvader van Hubertina Lenaerts en de vader van haar moeder Joanna Maria Janssen. Het feit dat ze deze percelen bezaten betekent nog niet noodzakelijk dat ze er daadwerkelijk hebben gewoond. Ik weet zeker dat Baccus daar woonde, maar ik ben niet volledig zeker over Reinier.

Het is bekend dat meneer Backhuis oorspronkelijk uit Stein komt. Hij trouwde in bij de familie Houben, waarna we teruggaan naar de Franse telling.

Dit zijn destijds de inwoners die geteld zijn op deze locatie in 1795, tijdens de Franse telling. De werkelijke naam van de bewoner is Hubert Houben, geboren in Elsloo in 1751. Hij hertrouwde met Maria Anna Wanten, een dochter van Joannes Wanten en Cornelia Penders. Daarnaast staat Joannus Houben vermeld; mogelijk een broer van Hubert. Van de genoemde personen is Barbera de oudste; de andere kinderen waren te jong om genoteerd te worden.

Joannes Wanten was een bokkenrijder en gardenier op gepachte grond die zaden en kruiden verkocht. Hij stond bekend als “Harten Aas” vanwege zijn hartstochtelijke kaartspel. Het lijkt erop dat hij in Catsop woonde, hoewel dit nog bevestigd moet worden. Joannes werd geëxecuteerd en zijn vrouw bleef achter met 10 kinderen. Cornelia Penders overleed in 1795.

Hubert Houben was eerst getrouwd met Cornelia Penders, met wie hij naar verluidt vier kinderen had. Op de telling zien we er twee vermeld staan. Uit de Memorie van Successie van Hubert Houben blijkt dat er eigendommen waren van zijn eerste vrouw. Hubert bezat ook een klein vierkant huisje met een hofje naast Geurt Lenders in het Terhagen dit zou van Mathias Penders afkomstig zijn de vader van Cornelia Penders, evenals verschillende andere stukken onroerend goed. Deze werden verdeeld onder Barbera Houben en Catharina Houben. Cornelia Penders overleed op 25 juni 1789, zoals vermeld in de Memorie van Successie. Het lijkt erop dat de andere kinderen vroeg zijn overleden.

Terugkomend op het feit dat deze eerste woning afkomstig was van de familie Penders, heb ik ontdekt dat Penders meerdere woningen of kamers in zijn bezit hadden was ook een grote familie.


Dit citaat is afkomstig uit de Memorie van Successie van Hubert Houben, waarin duidelijk wordt vermeld dat het huis van zijn eerste vrouw, Cornelia Penders, afkomstig was. Omdat wordt aangegeven wie de buren waren, wil ik hier graag nader op ingaan.

Het citaat beschrijft ongeveer het volgende: “Een huis van eenentwintig roeden en negen ellen met een moestuin, weide en bijgebouwen in Catsop, grenzend aan Michiel Lenaerts en de heer Louis van Hees. De overlijden van de echtgenote heeft geleid tot het beëindigen van de aanspraak op de onroerende goederen onder de gemeente Elsloo. Dit pand was eigendom van wijlen zijn vrouw Cornelia Penders, overleden op vijfentwintig juni zeventienhonderdnegenentachtig, en werd in vruchtgebruik gehouden vanwege het huwelijk dat werd aangegaan volgens de voormalige oude Hollandse wetten. Dit vruchtgebruik heeft de declarant geholpen bij zijn levensonderhoud.”

Dus destijds grensde dit pand aan Michiel Lenaerts en Louis Van Hees. De laatste had zijn weide aan de achterkant en Michiel grensde ook aan de achterkant bij de weide.

Voor die tijd had de vader van Cornelia Penders dit pand gekocht. Later trouwde zij met Hubert Houben in 1776 en richtten ze hier hun gezin op. Ze kregen vier kinderen, waarvan Barbera en Marie Catharine vermeld staan bij de verdeling van de eigendommen.

Laten we doorgaan naar de tweede telling in 1820.


Het lijkt erop dat Hubert Houben op dat moment nog in leven was, hij was 70 jaar oud. Ook zijn tweede echtgenote was op dat moment 70 jaar oud, en hun dochter Marie Catharina Houben was inmiddels getrouwd met Henry Baccus of Backhuis, afkomstig uit Stein. Samen hadden zij twee kinderen, die in een van de huizen woonden.

Terugkomend op de telling van 1795, lijkt het erop dat er destijds nog iemand in een van deze woningen woonde. Dit kan mogelijk op B277 of B276 zijn geweest.

Joannus Kreugers was eerst getrouwd met Maria Beckers, maar daarna hertrouwde hij met Maria Martens, een dochter van Jan Martens, over wie we eerder hebben gesproken in verband met de bokkenrijders.

Joannus Kreuger en Maria Martens zijn overleden vóór de tweede telling. Het lijkt erop dat ze waarschijnlijk geen kinderen hadden en dat er geen informatie over hen te vinden is in deze context. De Memories van Successie van hen zijn niet beschikbaar.

In de Memories van Successie van Hubert Houben is er geen vermelding van een notariële akte, wat suggereert dat ze de verdeling onderling hebben geregeld, zonder tussenkomst van een notaris. In de tweede telling wordt er ook geen informatie vermeld over de namen van bewoners in het tweede huis; ze melden simpelweg dat het huis ‘inhabite’ (onbewoond) was.

Om wat zaken te verduidelijken, maak ik gebruik van foto’s uit een latere periode. Deze foto is vermoedelijk rond 1920 genomen, en ik wil specifiek de aandacht vestigen op het witte huis aan de rechterkant. Catsop heeft gedurende lange tijd de oude huizen behouden, maar deze foto illustreert hoe percelen constant blijven terwijl de woningen veranderen. Het witte huis aan de rechterkant, waar Barbera (Berb) Houben is geboren in 1777, had destijds een dak van stro. We weten nu dat dit huis afkomstig was van haar moeder, waardoor we nog een generatie terug kunnen gaan, vermoedelijk naar de geboorte van Cornelia Penders in 1745, hoewel dit nog een veronderstelling is die ik moet bewijzen.

Stelt u zich voor dat er vroeger, bij dat witte huis, een grote lange boerderij stond van leem met een dak van stro. Deze boerderij was opgedeeld in kamers, een schuur, een moestuin of boomgaard, en soms zelfs een weide, en kon in het verleden worden verdeeld in afzonderlijke kamers of stukken daarvan. Na verloop van tijd groeide de familie, bouwde men schuren bij en werd later weer in deze uitbreidingen gewoond.

De familie Penders had in het verleden meer woningen in dit gebied. Ze zijn oorspronkelijk afkomstig vanaf de overkant van dat witte huis, waar de voorouders smid waren in het dorp. Verder naar beneden op de foto, onderaan rechts, woonde tijdens de Franse tijd Lucia Penders, die later trouwde met een Hub Lemmens, later Collard. Iets verderop in de Daalstraat, waar een vrouw links buiten staat, stond ook een woning van de familie Penders, afkomstig van nazaten van de eerdergenoemde Penders-woning. Daarachter, achter een ronde poort, lag nog een woning uit de Franse tijd, toebehorend aan de familie Bours-Bovens.

Als we verder in de tijd van de foto gaan, zien we met een stok en pungel (een soort tas) de eigenaar van dat witte huis, die ik later zal bespreken in relatie tot de familie Tilmans. Zijn vader was de eigenaar, en hij verwierf dit huis door een tweede huwelijk aan te gaan met een nazaat van Baccus-Backhuis. Waarschijnlijk heeft hij het destijds gekocht. Hij woonde eerst aan het einde van de straat. Als men goed kijkt, een huis verder dan dat van Tilmans, komt men bij Cobben uit en ziet men nog de oude schuur, die in 1930 werd verbouwd tot woning door Sjaak Cobben.

Dit is een foto van de voorkant van het huis in latere tijden, waarop veel inwoners van Catsop te zien zijn. Ik heb vernomen dat aan de linkerkant, met een schort, Sef Tilmans staat die bekend stond om het knippen van haren. De foto is echter erg onduidelijk, waardoor ik veronderstellingen moet maken over de namen van de personen op de foto.

Zo ziet het er nu uit in 2023.

Laten we teruggaan naar het verleden. Op latere kadastrale registers zien we wat er eigenlijk eigendom was van Barbera Houben. Nog interessanter wordt het als we teruggaan naar de Memorie van Successie van Barbera, de echtgenote van Reinier Janssen op den Dries.

Barbera Houben is de grootmoeder van Hubertina Lenaerts, en later zal haar moeder Joanna Marie Janssen, samen met Jan Lenaerts, dit overnemen. In de Memorie staat vermeld dat Barbera Houben nog steeds een woning met schuur, stal en een weide in Catsop bezit. De buren worden genoemd als Michiel Lenaerts, Louis van Hees en Hendrik Baccus. Deze Memorie dateert van 22 oktober 1846. Ze had ook nog drie andere percelen onroerend goed. De woning op den Dries erfde ze voor de helft, maar het wordt vermeld dat haar echtgenoot de rechten behoudt, dus technisch gezien was het niet volledig haar eigendom. Haar echtgenoot, Reinier Janssen, wordt vermeld als eigenaar op de kadastrale registers. We weten echter dat ze al in 1820, tijdens de tweede telling, op den Dries woonde. In de Memorie van 1846 staan de buren genoteerd, waaronder Mathijs Lenaerts (Bours), Theodoor Lenaerts en aan de straatkant Christian Canisius (ook wel Henssen genoemd). Hoewel genoteerd, is het niet duidelijk of Canisius/Henssen eigenaar was, omdat ik geen vermelding van hem vind in het kadaster.

Het huis in de Daalstraat bleef nog steeds hun eigendom, maar ze woonden op den Dries. Dus, voor hun dochter er introk – vermoedelijk rond 1840, de aanname omdat dit niet te bewijzen valt – verhuurden ze het huis aan anderen. Voor die tijd zouden er mogelijk nog andere bewoners in de Daalstraat hebben gewoond. Dit speelt zich af in de periode van 1820 tot en met 1865, waarin ik kan aantonen dat zij eigenaar waren van het pand in de Daalstraat, nog altijd op B277, waar ze hun adres C10 kregen.

Ik heb ook de eigendomsregisters van de volgende eigenaren, ouders van Hubertina Lenaerts, bekeken. Ze hadden B277 als woning, die nog steeds te zien is op de oude kaart, en op B303 was er een weide waar destijds een stroopstokerij was.

Op deze kadasterkaart zien we dat er een stroopstokerij wordt vermeld als eigendom van Jan Lenaerts en Anna Marie Janssen. Ik heb daar een hulpkaart van het kadaster er bij gehaald om te zien waar deze lag.

Hulpkadasterkaart  1877 en op B1739 bij de grens een stroopstokerij. De huidige bakoven staat niet precies op de grens, dus ik twijfel of het dezelfde constructie is die er nog staat. Echter, ik heb geen andere kunnen vinden. Op latere perceeleigendommen wordt er geen melding meer gemaakt van een mogelijke nieuwe constructie. Er wordt simpelweg geen enkele vermelding over gemaakt.

Een bakoven of in dit geval een stroopstokerij werd destijds altijd ver achter het huis geplaatst vanwege het brandgevaar. Daarom heb ik op de tekening de bakoven aangegeven, hoewel het destijds een stroopstokerij van Jan Lenaerts was. We weten echter dat Nicolaas Cobben er ook eerder woonde.

Wat betreft B1742, de schuur, deze wordt herbouwd, wat duidelijk te zien is doordat deze gearceerd is op de kaart.

Nicolaas Cobben en Hubertina Lenaerts trouwden in 1868, dus ze woonden al in dit huis toen Nicolaas hier zijn stroopstokerij begon. Jan Lenaerts, de schoonvader van Nicolaas, was een timmerman en had nergens een vermelding van zijn beroep als stroopstoker. Ik vermoed dat Nicolaas Cobben een van de eersten was die dit beroep in deze buurt uitoefende, aangezien ik rond 1877 geen andere vermeldingen van dit beroep heb gevonden. Er staat echter nergens dat het eigendom van Nicolaas was, dus ze hebben hoogstwaarschijnlijk hier gehuurd, vooral omdat Jan Lenaerts en Joanna Marie Janssen meerdere kinderen hadden. Het gezin van Jan en Joanna telde vier kinderen, waarvan Berb Lenaerts, de echtgenote van Nicolaas Cobben, de oudste was.

Na het overlijden van Anna Maria Janssen, de moeder van Hubertina Lenaerts, ontdekte ik via de Memorie van Successie dat haar vader, Hubertina, haar ‘Berb’ noemde, wat waarschijnlijk haar roepnaam was. Anna Maria Janssen had nog twee zussen, Cornelia (vernoemd naar haar grootmoeder) en Lucia, evenals een broer, Theodoor. Anna Maria overleed op 20 juli 1864. Hierdoor bleef Jan Lenaerts als weduwnaar achter met de kinderen, die destijds rond de twintig jaar oud waren. Theodoor bleef ook in het huis wonen en bleef vrijgezel.

Barbera Lenaerts trouwde met Nicolaas Cobben in 1868 in Elsloo en ze zijn samen in de Daalstraat gaan wonen. In die tijd was het gebruikelijk dat kinderen voor hun ouders zorgden.

Het eerste bevolkingsregister vanaf 1880 laat zien dat dit zich afspeelt in de Daalstraat, toen Catsop n 10. Jan Leonard Lenaerts staat nog steeds aan het hoofd van het gezin. Direct onder hem zien we zijn zoon Theodoor Lenaerts en op nummer 3 Nicolaas Cobben, terwijl op nummer 4 zijn echtgenote Barbera Cobben vermeld staat, maar er staat ook geboren Lenaerts. Vervolgens volgen de namen van de kinderen. Ik zal de kinderen behandelen die in de Daalstraat zijn geboren, beginnend met een kind dat bij de geboorte is overleden. Daarna kwam hun eerste kind, Anna Marie, die later trouwde met Gus Claessen. Het tweede kind was Barbara Cobben, die in het huwelijk trad met Jozef Keunen uit Luik. Het derde kind was Marie Cornelia Cobben, eerst getrouwd met Jan Jacob Wouters en later met Jan Menten. De andere kinderen zal ik behandelen aan de hand van het volgende bevolkingsregister, omdat ze rond deze tijd naar Den Dries verhuisden. We weten nog uit Kelmond dat Nicolaas eerder zijn erfenis van zijn moeder heeft opgenomen, en dit zou hij nu wel eens gebruikt kunnen hebben.

Maar voordat we naar Den Dries gaan met Nicolaas en Berb, gaan we nog even verder met de woning in de Daalstraat. Berp Lenaerts had nog twee zussen genaamd Lucia Lenaerts en Cornelia Lenaerts, en een broer genaamd Theodoor Lenaerts. De twee zussen trouwden met twee broers, namelijk de gebroeders Bours, die eveneens timmerlieden waren, net als Jan Lenaerts. Dit waren Jan Mathijs Bours en Godfried Hubert Bours. De lijn van Jan Mathijs Bours resulteerde later in het timmerbedrijf Bours, dat tot op heden nog steeds bestaat in 2023. Dit verhaal staat gedocumenteerd in het boek van Catsop. Als ik deze familie Bours ga behandelen, zal ik dit zeker meenemen.

Cornelia Lenaerts op de foto en het bidprentje van haar en de onderste foto op den dries is het witte huis recht voor ons het huis waar Cornelia Lenaerts met Mathijs Bours gewoond hebben

De Kadasterkaart van 1880 en de percelen B1818 (met een schuur en woning) en B1739 (een Stroopstokerij) markeren de locatie die we moeten onderzoeken in de Daalstraat. Uit het bevolkingsregister blijkt dat Nicolaas en Berb gedurende een bepaalde periode al op Den Dries woonden, in het huis met het postadres C43. Wij zijn op de hoogte van andere erfgenamen van dit huis in de Daalstraat. Het feit dat ze erfgenamen waren, maar niet automatisch dat ze daar gaan wonen. Het bevolkingsregister uit die tijd kan bijdragen aan het oplossen van deze puzzel, maar het vereist een zorgvuldige analyse van zowel het adres (C10) als het kadasternummer om de verschillende informatie te combineren. Na de verkoop van de woning verhuist Jan Lenaerts, de vader van Berb Lenaerts, naar een andere locatie.

Jan Leonard Lenaerts verhuisde naar Den Dries. Het betreft Jan Lenaerts van de Daalstraat, de vader van Berb Lenaerts, wat te zien is aan zijn sterfdatum. Hij woonde daar samen met zijn zus, Maria Lucia Lenaerts. Zijn zus Lucia Lenaerts was getrouwd met Theodoor Martens. Jan was echter het hoofd van het gezin en het is mogelijk dat hij het huis heeft gekocht of gehuurd heeft.

Daarnaast had Jan nog een kleindochter die bij hem woonde, afkomstig van zijn overleden dochter op zeer jonge leeftijd. In zulke gevallen, wanneer kinderen op jonge leeftijd overlijden, worden de andere familieleden vaak betrokken bij de zorg voor de overgebleven kinderen, als dat mogelijk is. Helaas is zij ook op jonge leeftijd, slechts 9 jaar oud, overleden in het jaar 1900.

Laten we teruggaan naar de woning in de Daalstraat van Cobben.

Dit is een kadasterhulpkaart uit 1888 van de Daalstraat, waar enige verklaring nodig is. Het perceel B1818 was eigendom van Nicolaas Cobben en Berb Lenaerts dus die hebben dat gekocht. De voormalige woning op B277 staat er nog steeds, samen met de schuur, maar de oven, weide en tuin waren nog in bezit van Jan Lenaerts en zijn erfgenamen. De aangrenzende woning B1817 was eigendom van Jan Tilmans, terwijl B1816 de nieuwe woning was van Josef Tilmans, een zoon van Jan Tilmans.

Dit is het huis van vroeger van Jozef Tilmans B1816 op de hulpkaart om u een voorstelling te geven waar u bent.

Echter, er is nog een andere persoon geweest die heeft gewoond op B1818 of Daalstraat C10.

bevolkingsregister.

Het huis met het adres C10, gelegen in de Daalstraat, was niet eigen aan Marie Cornelia Cobben, maar het behoorde toe aan haar vader, Nicola Cobben. Zijn echtgenote, Berb Lenaerts, was in 1902 overleden. Er bestaat enige onzekerheid of Marie Cornelia Cobben hier geboren is, omdat het aan de rand van de overgang naar Den Dries ligt. Ze trouwde met Joannes Jacobus Wouters, ook afkomstig uit Catsop, geboren iets verderop in de Daalstraat en een broer van Drik Wouters en Max Wouters, onder andere.

Marie Cornelia Cobben en Wouters kregen drie kinderen, waarvan er twee op jonge leeftijd stierven. Het laatste kind, Harrie Wouters 1905, werd hier in de Daalstraat geboren. Later werd hij leraar in Elsloo en een kosmopoliet die in die tijd met de trein door Rusland reisde.

Wouters, de vader, bezat enkele stukken bouwland. Wanneer ik de familie Wouters verder onderzoek, zal misschien duidelijk worden dat Jozef Menten, de tweede echtgenoot van Cornelia Cobben, een pand op zijn bouwland aan de bovenkant van de Daalstraat heeft gebouwd, wat destijds de winkel werd. Deze winkel, door Albert Cremers ook wel de “Miro” (makado) van Catsop genoemd, verkocht een scala aan producten.

Maar eerst zullen we eens kijken naar de verbouwingen die Nicola Cobben heeft uitgevoerd aan het huis in de Daalstraat.

De kadasterkaart uit 1915 toont nog steeds eigendom van Nicola Cobben, waarop diverse aanpassingen te zien zijn. De woning op perceel B277 is verdwenen en in de plaats daarvan is het huidige huis gebouwd, uitgebreid met de tuin, de oven en een deel van Tilmans’ eigendom. Ik vermoed dat er mogelijk een ruil heeft plaatsgevonden, maar later keerde dat stuk grond terug naar Tilmans. Twee jaar later werd het eigendom van Sjaak Cobben. Als je goed kijkt, overlapt het nieuwe huis het oude huis en kreeg het de nieuwe identificatie C11.

In dat huis van destijds zijn een kelder en zolder (slaapkamers), die nog steeds aanwezig zijn, waar de kinderen van Jan Jacob (Sjaak) Cobben en Maria Conelia (Nele) Lenaerts zijn geboren, inclusief mijn moeder An Cobben. Aan de wegkant van de Daalstraat stond toen een schuur, die in 1930 verbouwd werd tot woonkamer beneden en slaapkamers boven. Hierdoor werd het huis omgevormd tot de keuken.

Het kruisje op de kaart dient als referentiepunt voor de locatie van de foto’s die ik tegenwoordig heb gemaakt. Ik heb ook een ander huis aan de rechterkant toegevoegd, dat destijds van Tilmans was.

Op de hulpkaart heb ik rechts een huis aangeduid dat destijds recht tegenover een schuur stond, het huis van Tilmans, om u een beetje te oriënteren. Destijds had het er een heel andere uitstraling, maar het toont opnieuw aan dat de percelen hetzelfde kunnen blijven terwijl de gebouwen door de tijd heen veranderen.

Dit is het zicht van hetgeen we op de bovenste foto zagen vanaf de straatkant met de groene poort. Nu is de nieuwe woning voltooid, en de oorspronkelijke woning is te zien aan de rechterkant op de hulpkaart. Deze liep door, met de hoogte tot aan de straatkant, en fungeerde destijds als schuur, die er al stond toen het eigendom van Houben was. Deze voorbeelden dienen slechts ter oriëntatie.

De huidige situatie, zoals te zien op de foto die ik heb genomen, komt overeen met de weergave op de hulpkaart. Hoewel er veel is veranderd, blijven percelen evolueren, evenals de woningen of schuren erop.

Terug naar het verleden van de woning van Cobben. Mijn grootvader Sjaak Cobben betrok de woning rond 1917 en voerde enkele verbouwingen uit. Volgens overlevering werd me verteld dat Nicla Cobben, of zijn zoon Sjaak Cobben, de woning met nummer B277 heeft gesloopt omdat Nicla Tilmans ernaast geen doorgang had naar achteren. Ze hebben dat perceel gedeeltelijk verkocht. Op de hulpkaart van 1915 hebben we de verbouwingen kunnen zien. Later nam mijn oom Gus Cobben de woning over. Rond 2012 werd deze verkocht, als we een ruwe schatting maken. Als we teruggaan naar de familie van Barbera Houben, zouden we toch uitkomen op enkele eeuwen, aangezien zij nog steeds familie is.

Deze foto dateert vermoedelijk uit de jaren veertig van de vorige eeuw. Hier zien we mijn moeder An Cobben die de was aan het doen is, terwijl haar moeder Nele Lenaerts de melktuiten verzorgt, en Marie Knoben een oogje in het zeil houdt. De plek waar mijn oma staat, was vroeger de locatie van de oude woning met het nummer B 277. Destijds was de schuur, die u op de foto ziet, nog niet gebouwd.

Hier staat Gus Cobben nog voor zijn keuken van nu; vroeger was dit de woning. Rechts onderaan zie je nog het keldergat, net voordat zijn woning werd verkocht. Ik kom hier later op terug, omdat hier de kinderen van Sjaak Cobben en Nelle Lenaerts zijn geboren.

Laten we teruggaan naar het verleden van de Cobben-familie, specifiek naar Nicla en Berb op den Dries.

Hier ziet u de eerste eigendommen van Nicolaas Cobben en Barbara Lenaerts, en we zijn terug waar het allemaal begon: op den Dries, eigenlijk het oude huis van Bovens uit de Franse tijd. Dit perceel staat geregistreerd in 1875 toen Nicolaas het kocht van Willem Crombag uit Beek, die een spandhouwer van beroep was. Interessant genoeg was Willem Crombag de schoonzoon van Herman Janssen, die op zijn beurt een zoon was van Reinier Janssen en een oom van Barbara Lenaerts. Hiermee kwam het huis opnieuw in handen van de familie.

De eerste bewoners van dit huis waren de grootouders van Barbera Lenaerts, Reinier Janssen en Barbera Houben. Opvallend genoeg blijft het huis tot op heden, in 2023, in handen van de familie. Dit betekent dat we bijna twee eeuwen geschiedenis in handen van dezelfde familie hebben, een indrukwekkende continuïteit.

Dus zitten we weer op deze plaats waar de woning achter de poort lag. En dat heb ik al uitgelegd toch haal ik de kaart er even bij.

Hier zie je eigenlijk wat op de foto staat, maar dan van bovenaf gezien, vanuit de hulpkaart van het kadaster. Voorheen was er geen kaart omdat er naar alle waarschijnlijkheid niets veranderd was. Het gearceerde gebied is bijgebouwd rond 1898, zo blijkt uit de informatie van die tijd.

Ik vermoed dat er destijds een stroopfabriek bijgebouwd is. Mogelijk heeft Nicolaas zijn koperen stookketel meegenomen en hier geïnstalleerd. Het fruit, zoals mij verteld is, werd vaak gebracht door inwoners van Catsop en omliggende gebieden en vervolgens verwerkt tot stroop. Na de dood van Nicolaas hebben zijn zoons, Sjaak, Sjeng en Harrie, het bedrijf nog een tijd voortgezet. Ze pachtten weilanden van Jurgens en verwerkten de vruchten tot stroop.

Sjaak Cobben en Sjeng Cobben waren druk bezig met het verzamelen van fruit voor het maken van stroop in de weide van Jurgens. Met gevulde manden appels en peren liepen ze door de boomgaarden, op zoek naar de beste vruchten voor hun ambachtelijke productie.

Het proces van Limburgse stroopbereiding was een traditioneel ritueel dat ze tot in de finesses beheersten. Ze gebruikten koperen ketels, een erfstuk dat al generaties lang in de familie was. Het vuur werd zorgvuldig gestookt, terwijl de vruchten langzaam in de ketel werden gestoomd. Het geheim lag in de juiste temperatuur en timing, wetende wanneer de schillen van het fruit openbarstten en de essentie vrijkwam.

Het gekookte fruit werd vervolgens in doeken gelegd en in een houten pers geperst, het sap dat vrijkwam werd grof gefilterd en opnieuw gekookt in de koperen ketel. Het hele proces nam uren in beslag, soms wel een hele dag, tot de stroop de perfecte consistentie bereikte.

De geschiedenis van Limburgse stroop gaat ver terug. Vanaf de zestiende eeuw was het een gebruikelijke praktijk onder boeren in Zuid- en Midden-Limburg om overtollig fruit te bewaren door het om te zetten in stroop. Met de opkomst van de achttiende-eeuwse bevolkingsgroei ontstonden er in verschillende dorpen kleine bedrijfjes die zich toelegden op het maken van deze lekkernij.

Toen Napoleon in de negentiende eeuw de teelt van suikerbieten stimuleerde, begon de industrie te veranderen. Suikerbieten werden een alternatieve grondstof voor de stroop, en aan het einde van de negentiende eeuw kwamen er grote stroopfabrieken die op industriële schaal produceerden, wat een verschuiving betekende van het ambachtelijke proces naar grootschalige productie.

Hoewel de tijd veranderde en veel van deze tradities verloren gingen, bleef de pers, als een waardevol relikwie, op de boerderij staan tot het jaar 2023. De koperen ketel was echter verhuisd naar Geulle, maar de herinneringen aan de ambachtelijke kunst van het stroop maken bleven levendig in de familie, als een eerbetoon aan een rijke en smakelijke geschiedenis. En nu, laten we teruggaan naar de tijd van de tweede bevolkingstelling

Deze bevolkingsregisters overlappen; de ene is ongeveer 10 jaar later dan de andere. Zoals te zien is, woonden ze op C nummer 43 en was hij landbouwer geworden, hoewel hij ook zowel stroopstoker als landbouwer was.

Laten we nu verdergaan met de andere kinderen. Ik vermoed dat hier Maria Hubertina Cobben geboren is, maar dat is slechts een aanname. Ze trouwde met Jozef Hubert Janssen, een postbeambte in Elsloo. Vervolgens komt Sjeng Cobben, de latere bewoner van dit pand. Hij trouwde ook met een Lenaerts genaamd Marie Catharina Margharetha, wat leidde tot dispensatie vanwege familiebanden die eerder zijn behandeld, behalve de vader van Marie Catharina. Dat was Theodoor Lenaerts, die op de foto linksvoor woonde en later naar elders verhuisde, waar hij een nieuw huis op den Dries bouwde. Dit zal ik nog behandelen.

Nu gaan we verder met Sjaak Cobben, mijn grootvader, die trouwde met Cornelia Lenaerts, dus zonder dispensatie zoals ik eerder heb verteld. In Catsop waren er veel Lenaerts-families. Als je teruggaat naar het ontstaan van de Lenaerts-familienaam in de 17e eeuw, begrijp je dat bijna alle Lenaerts-families destijds familie van elkaar waren, zij het in een ver verleden.

Daarna komt Lena Cobben, die in haar eerste huwelijk trouwde met Martinus Josef Smeets. Zoals we zien, woonden ze ook hier en kregen ze hun kinderen hier. In totaal kregen ze acht kinderen, maar helaas overleden vijf kinderen op jonge leeftijd. Later hertrouwde ze met Swelsen en hadden ze een koloniale winkel in Beek.

Op 16-09-1914 kwam Martinus Josef Smeets op tragische wijze om het leven. Op de lijst staat nog een knecht genaamd Martinus Smeets uit Urmond, een leiendekker en dagloner, die later zal trouwen met Maria Elisabeth Lemmens. Zijn adres wordt C14, ook gelegen in Catsop, in de Daalstraat. Zij zullen later de ouders zijn van onder andere Mina Smeets, die trouwt met Willem Knoben, eigenaar van een drukkerij. Over de drukkerij weet ik aanzienlijk veel en wil daar graag meer over vertellen.

De namen staan er op Martinus Smeets was er niet meer maar wel zijn echtgenote Elisabeth Smeets-Lemmens.

Het koppel Martinus Smeets en Elisabeth Lemmens hebben in het laatste huis aan de Daalstraat gewoond, destijds bekend als C14.

Terug naar de familie Cobben: Het laatste kind van Nicolaas en Barbara, Harrie Cobben, bleef vrijgezel en pendelde tussen zijn broers Sjaak en Sjeng Cobben. Mijn oom Gus bezocht hem vaak en voorzag hem van de benodigdheden. Harrie werkte lange tijd bij de nonnen in Beek in de tuin. Echter, toen hij naar het bejaardentehuis moest, lieten ze hem naar verluidt met weinig achter, zo vertelde mijn oom.

In 1905 woonde Lena Cobben daar met Martinus Jozef Smeets. Ik zie geen familieverband met de andere Smeets die in de buurt woonden. Sjeng, Sjaak en Harrie woonden nog in het huis, terwijl de rest al elders was getrouwd en woonde. Verschillende kinderen werkten in Maastricht of ergens anders, dus verbleven ze meestal niet in dit huis. Het was bijna onmogelijk om ze allemaal onder één dak te huisvesten, dus sliepen sommigen elders, mogelijk zelfs in een ander huis aan de Daalstraat, omdat Nicolaas en Barbara daar nog een woning hadden.

Hun moeder, Berb Lenaerts, overleed hier op den Dries op 61-jarige leeftijd in 1902. Ik vermoed dat Lena Cobben destijds voor haar vader en broers zorgde, maar dit is slechts een veronderstelling.

Er was een verkoop gehouden in 1916 er staat geen huis op dus dat hebben ze onderling geregeld maar gaan even zijn kadasterlegger bekijken . Nicla Cobben is overleden in Beek

Dit is het volledige kadasteroverzicht en de bezittingen van Nicolaas en Barbara. Bovenaan staat vermeld dat de helft van het eigendom van Nicolaas was en dat Barbara al was overleden.

Nicolaas Cobben is niet hier overleden, maar in Beek. Ik vermoed dat hij gestorven is bij haar dochter op 81-jarige leeftijd in 1924.

Bron: John Savelkoul, bidprentje Nicolaas Cobben, overleden in Beek in 1924.

Hieronder volgt een overzicht van de afstammelingen van Nicolaas Cobben:

Nicolaas Cobben (geboren op 8 april 1843 in Beek, overleden op 11 april 1924 in Beek op 81-jarige leeftijd), landbouwer.

Barbara Hubertina Lenaerts (geboren op 24 mei 1841 in Elsloo, overleden op 2 juni 1902 in Elsloo op 61-jarige leeftijd).

Als u op onderstaande link klikt komt u veel foto’s tegen de familie Cobben-Lenaerts

fam.Cobben-Lenaerts op de dries C43

Hun kinderen waren:

  1. N.N., geboren en overleden op 25 september 1869 in Elsloo.
  2. Anna Maria, geboren op 23 december 1871 in Elsloo, overleden op 15 augustus 1958 in Meerssen op 86-jarige leeftijd. Getrouwd op 11 mei 1900 in Elsloo met Jan August Hubert Claessen, geboren op 24 december 1870 in Elsloo, overleden op 2 september 1959 in Meerssen op 88-jarige leeftijd, spoorwegwerker.
  3. Maria Barbara, geboren op 15 september 1873 in Elsloo, overleden op 28 december 1925 in St. Nicolaas bij Luik op 52-jarige leeftijd. Gehuwd op 7 september 1897 in Hoboken, Antwerpen, België, met Peter Joseph (Petrus) Keunen, geboren op 16 november 1868 in Meeuwen, Limburg, België, overleden op 25 december 1960 in Saint-Nicolas (Lg.), Liège, België, op 92-jarige leeftijd, militair.
  4. Cornelia Maria, geboren op 14 september 1875 in Elsloo, overleden op 29 januari 1951 in Elsloo op 75-jarige leeftijd. Tweemaal gehuwd, eerst op 1 februari 1901 in Elsloo met Johannes Jacobus Wouters, geboren op 3 maart 1867 in Elsloo, overleden op 2 oktober 1910 in Elsloo op 43-jarige leeftijd. Daarna op 5 februari 1912 in Elsloo met Johannes Hubertus Menten, geboren op 4 november 1876 in Beek, overleden op 6 mei 1969 in Elsloo op 92-jarige leeftijd.
  5. Maria Hubertina, geboren op 17 september 1877 in Elsloo, overleden op 19 maart 1939 in Elsloo op 61-jarige leeftijd. Gehuwd op 8 april 1905 in Elsloo met Joseph Hubert Janssen, geboren op 23 oktober 1874 in Elsloo, overleden op 17 april 1955 in Elsloo op 80-jarige leeftijd, kantoorhouder PTT.
  6. Jan Joseph (Sjeng), geboren op 17 september 1881 in Elsloo, overleden op 6 juni 1954 in Elsloo op 72-jarige leeftijd, landbouwer. Gehuwd op 6 oktober 1911 in Elsloo met Maria Catharina Margaretha Lenaerts, geboren op 9 juni 1882 in Elsloo, overleden op 17 december 1956 in Elsloo op 74-jarige leeftijd.
  7. Jan Jacob (Sjaack), geboren op 3 januari 1883 in Elsloo, overleden op 9 april 1960 in Elsloo op 77-jarige leeftijd, landbouwer. Gehuwd op 4 november 1915 in Elsloo met Maria Cornelia Lenaerts, geboren op 5 september 1889 in Elsloo, overleden op 29 april 1974 in Elsloo op 84-jarige leeftijd.
  8. Anna Helena Hubertina, geboren op 21 maart 1885 in Elsloo, overleden op 29 januari 1962 in Beek op 76-jarige leeftijd, winkelierster. Gehuwd op 24 februari 1905 in Elsloo met Martinus Josephus Smeets, geboren op 18 december 1882 in Beek, overleden op 12 september 1914 in Elsloo op 31-jarige leeftijd, leiendekker. Hertrouwd op 11 oktober 1917 in Beek met Jan Francis Swelsen, geboren op 27 mei 1888 in Beek, overleden op 10 april 1976 in Sittard op 87-jarige leeftijd, sigarenmaker.
  9. Hendrikus Hubertus (Harrie), geboren op 19 januari 1888 in Elsloo, overleden op 14 april 1980 in Sittard op 92-jarige leeftijd, landbouwer.

Ik wil iedereen bedanken voor de medewerking .

Gepubliceerd door

catsop van vreuger

Ik ben Guus Smeets geboren en op getogen in Catsop mijn motto is wie geen verleden heeft ,heeft geen toekomst

Eén gedachte over “Familie Cobben- Lenaerts en nazaten”

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.